Een kwantum informatiewisser
Een goede hypothese dient gefalsifieerd te kunnen worden. De hypothese dat alle zwanen wit zijn wordt gefalsifiëerd door het vinden van een zwarte zwaan. Een vereenvoudigde aanpassing van een kwantumwisser-experiment door Kim et al. in 1999 is mijns inziens zeer geschikt voor het falsifiëren van de bewustzijnshypothese. Bestudeer eventueel de beschrijving ervan op Wikipedia zorgvuldig om een goed idee te krijgen van de werking ervan.

Het primaire doel van de aanpassing is om te kunnen verifiëren dat de kwantumcollaps verband houdt met verkregen informatie. Het experimenteel aantonen van het bewustzijn van de waarnemer als noodzakelijk voor de kwantumcollaps is teveel gevraagd, maar het falsifiëren van de bewustzijnshypothese is zeker mogelijk met deze opzet.
Opmerking: conclusies getrokken uit dit kwantumwisser-experiment uit 1999 waren gedeeltelijk onjuist omdat het interferentiepatroon dat werd geconstateerd indien de spleetinformatie werd gewist, veroorzaakt bleek te worden door de kleine verschillen in de lengte van de afgelegde lichtwegen naar de informatiewisser-beamsplitter BSc. Een vereenvoudigde aanpassing van de opstelling kan echter worden gebruikt om de rol van informatie in de kwantumcollaps te tonen. Kijk hier voor een beschrijving van de gewijzigde opstelling als informatiewisser.

Als de schakelaars achter de detectoren D3 en D4 in de ‘omhoog’positie staan wordt de gepasseerde spleetinformatie effectief gewist omdat er nu niet meer na te gaan valt welke detector het idler foton detecteerde. Als daarmee een interferentiepatroon bij D0 geconstateerd wordt is aangetoond dat de kwantumcollaps niet door de fysieke detector veroorzaakt wordt, zoals doorgaans wordt aangenomen, maar door het onherroepelijk wissen van informatie en dat de toestandsgolf zich uitbreidt tot aan de coïncidentieteller CC. De “prullenbak” geeft de opstelling aan die nodig is wanneer we de invloed van de bewuste waarnemer-hypothese willen falsifiëren.
Als we willen bepalen of er geen bewuste waarnemer nodig is – wat de fasifiëring is van de bewustzijnshypothese – zullen we gewoon kijken naar het effect dat het wissen van informatie over het pad heeft met de interferentie voordat het de bewuste waarnemer kan bereiken . De D3-4 detectoren geven informatie over de geselecteerde spleet, zodat, indien behouden, de interferentie van de signaalfotonen normaal gesproken verdwijnt. Nu zetten we de schakelaars in de lage stand zodat alle D3-4 detecties apart bij de coïncidentieteller aankomen. Padinformatie wordt niet gewist. We gebruiken de QRNG infowisser nu niet.
Vanwege de ruisgevoeligheid van de fotondetectoren, is een coïncidentie D0 + D3-4 (R03-04) de geldige registratie van een signaalfoton in de D0-detector. Deze opstelling voorkomt dat een ruispiek als detectie wordt geregistreerd. Dus alleen een D0 + D3-4 toeval wordt geregistreerd als een geldige meting in de coïncidentieteller.
