Voor een groot deel van de westerse mens, ook voor het meer spiritueel ingestelde, bevindt het bewustzijn zich in het lichaam en daarbij vooral in het hoofd. Voor een kleiner deel daarvan is het zelfs onbetwistbaar dat het ons hoofd is dat ons bewustzijn voortbrengt. Denk maar aan ‘Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab. Voor al die mensen zou het volgende juist best eens een nuttige oefening kunnen zijn, bij voorkeur te doen op een rustig moment en een rustige plek waar de kans op afleiding klein is. Ga er eens rustig voor zitten dus.
Een oefening in lichaamsbewustzijn
Stap 1: Dit kan meteen de moeilijkste stap zijn in deze oefening. Realiseer je je namelijk dat de overtuiging dat er alleen maar materie en energie is en verder niets anders – materialisme – niet gebaseerd is op harde feiten. De kwantumfysica helpt je bij deze realisatie enorm. Lees ook ‘Why Materialism is Baloney‘ van Bernardo Kastrup. Realiseer je dus dat materialisme een geloof is dat je hebt verworven tijdens en door je opvoeding en dat je het hebt aanvaard alsof het een feit is.
Stap 2: Denk aan je lichaam. Ervaar het substantiële ervan. Realiseer je dan dat je bij dromen ook een substantieel lichaam lijkt te hebben dat actief is terwijl je ‘echte’ lichaam in diepe rust verkeert. Dat kan een lastige opdracht zijn voor mensen die zich hun dromen niet herinneren. Maar het is gebleken dat iedereen zich zijn dromen kan herinneren, het enige dat daar namelijk echt voor nodig is, is een vast voornemen bij het slapen gaan.
Stap 3: Realiseer je dat het lichaam dat je in je dromen ervaart een lichaam is dat zich in de geest bevindt terwijl je je, wanneer je wakker geworden bent, juist in dat lichaam lijkt te bevinden.
Stap 4: Bedenk dan dit: soms kan iemand dromen dat hij overlijdt. Tot zijn opluchting wordt de dromer dan wakker en kan dan even de tijd nodig hebben om de waarschijnlijk angstige droom van zich af te schudden. Die verwarring kan bij het wakker worden best even duren en zelf de rest van de dag nog wat verontrustend doorwerken.
Stap 5: Realiseer je dan dat het beslist niet onmogelijk is dat materie een product van de geest is. Daar helpt de kwantumfysica substantieel bij, mits je begrijpt wat die vertelt. Houdt die gedachte even vast als niet uit te sluiten mogelijkheid al ben je volstrekt van het tegendeel overtuigd. Dat is een belangrijk onderdeel van deze oefening in gezond verstand.
Stap 6: Als je die mogelijkheid kunt binnenlaten als gedachte, dat is volstrekt niet hetzelfde als de gedachte als waar accepteren, bedenk dan dat in dat geval het lichaam een product van de geest zou moeten zijn. De vraag waar de geest zich in het lichaam bevindt keert zich daarmee binnenstebuiten en wordt dan de vraag waar het lichaam zich in de geest bevindt. In dat geval zou het einde van het lichaam niet per se het einde van de geest kunnen betekenen. Mooie gedachte, niet?
Stap 7: Vraag je nu af wat er zou kunnen gebeuren met een geest die de vaste overtuiging heeft dat hij geproduceerd wordt door het lichaam, met name de hersenen, als dat lichaam ophoudt te bestaan. Denk aan de geestelijk behoorlijk ontwrichtende kortsluiting die daar zou kunnen ontstaan. Zoiets zou wel eens voor een onbepaalde tijd onaangenaam, zoiets als de hel, kunnen zijn.
Waarom dit nuttig zou kunnen zijn
Dat is de hele gedachteoefening eigenlijk. Waarom zou die nuttig kunnen zijn? Ik heb het sterke vermoeden dat als je die oefening hebt kunnen voltooien, liefst meerdere keren, hoogstwaarschijnlijk ontsnapt aan dat risico van de ontwrichtende kortsluiting die in de van er-is-alleen-materie overtuigde geest zou kunnen ontstaan bij de dood van het lichaam. Tenminste, gegeven dat de boodschap van de kwantumfysica, dat de materie een product is van de waarneming, inderdaad zou kloppen. En die boodschap wordt bij elk geavanceerd kwantumexperiment weer sterker bevestigd, vaak tot verrassing van de uitvoerders van het experiment.
Voorbereid zijn op eventuele verrassingen is niet onverstandig
Het doen van deze oefening, het even er de tijd voor nemen om iets te overwegen waarvan je wellicht geneigd bent om het zonder enig werkelijk nadenken reflexmatig te verwerpen, kan dus welzeker uiteindelijk een hele nuttige uitwerking hebben. Overweeg daarbij ook dat de enorme hoeveelheid gerapporteerde nabij-de-dood ervaringen, die zonder uitzondering vertellen dat de geest tot zijn grote verrassing nog bestaat en vaak enige tijd nodig heeft om zich te realiseren dat datgene wat hij meemaakt zijn eigen dood is, dus best eens op een heel grote fundamentele waarheid zou kunnen wijzen. Niet onbelangrijk dus. Gebruik je gezonde verstand, dat wil zeggen, herken reflexmatige tegenwerpingen voor wat ze zijn, vooroordelen namelijk, die al decennia in tegenspraak zijn met de door de moderne wetenschap vastgestelde feiten. Dat is moeilijk, maar beslist niet onmogelijk. En je hoeft niet van je geloof af te vallen, dat vraag ik hier niet, als je er maar van bewust wordt dat het een geloof is. Daarom ben ik zo dol op die kwantumfysica en haar relatie met de geest en raak ik er maar niet over uitgepraat.
De harde feiten over kwantumfysica op een rijtje
Voor degenen die nu nog even een opsomming zouden willen zien van die feiten, en de conclusies daarvan, die de kwantumfysica boven water heeft gebracht; houd je stoel vast:
Materie bestaat niet voordat het wordt waargenomen.
Voorafgaand aan de waarneming ervan is de realiteit een grenzeloos golfachtig veld van waarschijnlijkheden – of beter gezegd – mogelijkheden, dat niet in ruimte en tijd is begrensd.
Elke waarneming zet het universum ertoe aan om een unieke keuze te maken uit dit grenzeloze gebied van waarschijnlijkheden, zodat het onmiddellijk een object van materie of energie wordt. Dit is waarlijk creatie.
Waarneming creëert niet alleen materie of energie, maar doet dat ook in ruimte en tijd.
Ruimte en tijd zijn daarom niet onafhankelijk van onze waarneming, maar worden ook gecreëerd door onze observatie.
De uitkomst van elk experiment wordt beïnvloed door de informatie die het experiment kan verstrekken, maar wordt ook beperkt ook door de informatie die ons al ter beschikking staat. Dat kan een verklaring zijn voor het feit dat we er doorgaans met anderen over dat wat we ervaren het eens kunnen zijn.
Kwantumfysica is niet beperkt tot atomaire dimensies, het is van toepassing op elk object van elke grootte. Dit geldt zonder uitzondering voor alle bovenstaande verklaringen.
Als waarneming de realiteit creëert, is de waarnemende geest zeer waarschijnlijk nodig om de realiteit te creëren – inclusief haar geschiedenis – en kan daarom niet afhankelijk van het materiële brein zijn.
Alle objecten zijn, al vóór hun fysieke creatie door waarneming, onafhankelijk van hun onderlinge afstand in ruimte en tijd, immaterieel onmiddellijk verbonden. Dit wordt verstrengeling (entanglement) genoemd.
Als twee objecten een gemeenschappelijke geschiedenis hebben, wat dus eigenlijk onze informatie is, zullen ze aantoonbaar verstrengeld zijn.
Geloof dit vooral niet, denk zelf na, studeer. Gebruik je gezonde verstand, niet je neuronale voorgebakken reflexen.
Fysici beginnen langzamerhand in te zien dat de kwantumfysica meer over de wereld te vertellen heeft dan dat de kwantummechanica een weergaloos goede voorspeller is van fysieke verschijnselen. Het boek ‘The One’ van Heinrich Päs, professor theoretische fysica aan de TU Dortmund, is daar een uitnemend voorbeeld van. Hij komt tot de conclusie dat de kwantumfysica pas goed te begrijpen valt als we het bestaan van het kwantumuniversum accepteren als de grond van de wereld die wij waarnemen.
Het kwantumuniversum is de – immateriële maar evengoed werkelijke – versie van Everett’s multiversum, metafysica dus. Päs legt uit dat het aan het publiek gepresenteerde beeld van zich eindeloos splitsende materiële universa een verkeerd beeld is, dat in de wereld gekomen is door tegenstanders van het idee. Al die mogelijke universa bestaan welzeker, maar dan als toestandsgolven die gezamenlijk door hun onderlinge superposities één toestand vormen waaruit alle oscillaties tegenover elkaar zijn weggevallen. De éne, de on-bewegende immateriële bron van alles, waar ruimte, tijd en materie niet meer bestaan, zelfs niet als gedachte, maar waar alle diversiteit uit voorkomt. De Tao van Lao Tze.
Wat is dan dat idee van Everett?
Daarvoor moeten we ons eerst verdiepen in het grootste raadsel waar de kwantumfysica ons voor plaatste, de kwantumcollaps; het einde van de – onbegrensd in ruimte en tijd uitgebreide (niet lokale) – immateriële toestandsgolf die volgens de kwantumfysica interpretatie de kans voorstelt om het materiële deeltje bij meting aan te treffen waar, bij die meting, die golf abrupt eindigt. Het einde van die golf wordt echter niet voorspeld door de mathematica die de toestandsgolf beschrijft. Hoe de meting die abrupte overgang teweegbrengt is nog steeds niet bevredigend verklaard. De verklaring die het meest wordt gegeven is decoherentie, maar dat is in feite geen verklaring. Dat is niet veel meer dan een beschrijving van wat er gebeurt; dat een samenhangend geheel – de golf – plotseling zijn samenhang verliest en er slechts één element van dat geheel – het aangetroffen deeltje – overblijft. De naam verklaart niet hoe het werkt. Päs verklaart decoherentie als een effect dat veroorzaakt wordt door het noodzakelijk beperkte perspectief van de waarnemer op de kwantumgolf van het universum, die ene totale toestandsgolf waarin de toestandsgolven van alle mogelijke universa zijn samengevat, ‘gesuperponeerd’ in de taal van de fysicus. Veel verder gaat zijn verklaring niet.
Een goede metafoor die hij gebruikt is die van een volkomen stille oceaan die vanuit een groter perspectief gezien geen beweging vertoont maar die in die bewegingloosheid evengoed het resultaat kan zijn van eindeloos veel golven die elkaar in hun totaliteit precies opheffen. Golven kunnen elkaar precies opheffen, dat is wat we destructieve interferentie noemen. In een veel beperkter perspectief wordt dan dat ene stukje van die oceaan zichtbaar als iets dat afgescheiden lijkt te zijn van de rest. Helemaal begrijpen hoe dat werkt met dat perspectief, doe ik niet maar het is een interessant beeld en het kan in elk geval dienen als bruikbare metafoor voor de uitleg van het idee. In dat geval is het dan zo dat bij decoherentie, bij meting, de toestandsgolf dus niet in het niets verdwijnt maar alleen niet meer waarneembaar is vanuit het beperkte perspectief van de waarnemer. De waarnemer ziet nog maar een deel van het totaal.
Alles is waarnemer
Dan zijn we daarmee weer bij de waarnemer aangeland. Everett’s idee is dat elke mogelijkheid in de toestandsgolf bestaat waarbij ‘bestaan’ niet een materieel maar wel een werkelijk bestaan betekent. Bij het twee-spleten experiment bestaan volgens zijn voorstel beide mogelijkheden – het object gaat door de linker spleet én het gaat door de rechter spleet – beide in hun afzonderlijke immateriële werkelijkheden. In elke versie van die twee werkelijkheden bevindt zich een immateriële waarnemer die binnen zijn werkelijkheid slechts één mogelijke toestand waarneemt. Elke waarnemer is immers een waarnemend onderdeel van zijn werkelijkheid, die daarom alleen zijn werkelijkheid waarneemt. Daarmee vervalt die onverklaarde invloed van de waarnemer op de toestandsgolf die de kwantumcollaps van die golf zou teweegbrengen, er is helemaal geen collaps. Maar in plaats daarvan zijn er nu wel twee volledig identieke waarnemers.
Ik hoop dat u hieruit begrijpt dat er bij deze verklaring geen bijzondere eisen aan de waarnemer gesteld worden, zoals een waarnemend bewustzijn, een fotocamera is al ruim voldoende. De onderliggende voorwaarde voor dit scenario is dan ook dat bewustzijn een emergente eigenschap van het immateriële maar wel werkelijke brein van de waarnemer is. Beide waarnemers in beide universa zijn in (im)materieel opzicht volledig identiek aan elkaar en hebben dan ook een identiek bewustzijn, met hun identieke herinneringen. Het enige verschil, is hun waarneming op het moment van het experiment. Daar splitst hun universum, met hun erin, in tweeën.
Wat is werkelijk?
Multiversum interpretatie van Schrödingers levende én dode kat
Dit voorbeeld van ‘splitsende’ waarnemers in hun universa is om redenen van uitleg eenvoudig gehouden, veel eenvoudiger dan in elke praktijk van een echt twee-spleten experiment aan de hand is. In de praktijk zijn er bij dat experiment namelijk vele, vrijwel ontelbare, mogelijkheden waarop het object zich op het achterliggend scherm kan manifesteren en elke mogelijkheid betekent dus een ‘afgesplitst’ universum, inclusief kopie van de waarnemer. Ik hoop dat u inziet dat behoorlijk kan oplopen. Daarom benadrukt Päs dat al die mogelijke universa niet materieel zijn, al zijn ze dan wel werkelijk. De definitie van wat werkelijk is dient daarom bijgesteld. Maar op die manier gezien wordt ook een illusie, zelfs een droom, werkelijk, al zal Päs dat niet zo bedoelen.
Het emergente bewustzijn als voorwaarde
Door het bewustzijn als emergente eigenschap van het fysieke brein te beschouwen is deze gedachtegang mogelijk, het is er beslist een vereiste voorwaarde voor, en dat stelt Päs ook herhaaldelijk in zijn boek: ‘Of course, as long as we stick to the reasonable hypothesis that our consciousness is confined within our brains, …’. Päs sluit zich – na het bewustzijn als mogelijke oorzaak van de collaps in navolging van o.a. John von Neumann wel overwogen te hebben – aan bij het vrijwel eenstemmige oordeel van de neurologen (Tononi e.a.) dat het bewustzijn een product is van het brein. Vergeet hij nu dat de neurologie bij uitstek een reductionistische tak van de wetenschap is waar hij nu zelf in dat reductionisme een revolutionaire omwenteling teweeg wil brengen?
Monisme – geen nieuw idee – als redding van de fysica?
Het idee van het bestaan van een uiteindelijke bron van de werkelijkheid die één is, die geen gescheidenheid kent, geen afzonderlijke elementen bevat, geen tijd en ruimte kent, heet monisme. Päs besteedt een groot en uitermate boeiend deel van zijn boek aan de geschiedenis van het monisme. Een opvatting die al te vinden is in de Griekse oudheid bij figuren als Thales, Plato, Parmenides, Pythagoras, Philolaus, en onder de gezamenlijke noemer Platonisme onder te brengen is. Later steekt monisme als tegenstrever van het monotheïstische maar duale beeld dat de christelijke kerk uitdraagt herhaaldelijk de kop op in figuren als Giordano Bruno, Kepler, Copernicus, Meister Eckhart, Eriugena en ook weer veel later bij Spinoza en Kierkegaard.
De sterke reactionaire onderdrukking van hun duidelijk monistische ideeën, door marteling, brandstapel, excommunicatie en sociale uitsluiting, is volgens Päs de grondoorzaak van het feit dat het idee van een niet-materiële basis van onze werkelijkheid momenteel niet erg populair is, zeker niet onder de meeste fysici, al is daar wel een verandering in houding te bespeuren. Bohr en Heisenberg hebben daar ook nog een belangrijke rol in gespeeld door met het idee van complementariteit de onderliggende werkelijkheid van de toestandsgolf als niet relevant voor fysische theorieën te bestempelen en de aldus ontstane tegenstellingen, zoals golf en deeltje, als fundamenteel, dus niet verder ontleedbaar, te beschouwen. Zaak gesloten.
Volgens Päs is dat de oorzaak dat de fysica, met haar sterk reductionistische aanpak, op dit moment in een crisis geraakt is. Het onderzoek van de grondslagen van de materie is tot nu toe gezocht in het steeds kleinere waarvoor de benodigde energieën navenant steeds groter worden. Er is een einde aan die weg van reductionistisch onderzoek en die is nu wel ongeveer bereikt. Het is daarom tijd volgens Päs om monisme als uitgangsprincipe in de fysica te introduceren. De kwantumfysica en het kwantumuniversum wijst ons daarbij de weg.
Verstrengeling als ultieme schepper van eenheid en universele liefde
Volgens Päs is verstrengeling verreweg de belangrijkste factor in het kwantumuniversum. Het zorgt voor een verbondenheid van alles met alles en dus voor de eenheid van De Ene. Individuele eigenschappen van de delen houden op te bestaan ten gunste van een sterk vereend totaal. Hij citeert de Neoplatonist John Scotus Eriugena in: ‘Just as entanglement unites the universe in quantum cosmology, for Eriugena it is “the pacific embrace of universal love” that “ gathers all things together into the indivisible unity which is what He Himself is, and holds them inseparably together”. Hier legt hij, Päs, blijkbaar een verband tussen kwantumverstrengeling en wat Eriugena universele liefde noemt. Dat doet me onmiddellijk denken aan de NDE verslagen die vrijwel altijd over de overweldigende ervaring van universele liefde gaan. Ze bestaat werkelijk. Nu kunt u protesteren dat u en uw ex een gemeenschappelijke historie hebben en dus verstrengeld moeten zijn maar dat er in de huidige relatie geen sprake meer is van liefde. Päs zou – denk ik – zeggen dat dat een kwestie is van uw beperkte perspectief.
Erkent Päs hiermee de werkelijkheid van de universele liefde? Het zou wel eens anders kunnen liggen. Door verstrengeling en universele liefde op deze manier te koppelen zou hij ook hij de laatste tot de eerste kunnen reduceren. Het wordt dan iets dat onderzocht kan worden in het laboratorium van de fysicus en waar via meting getallen aan toe gekend zouden kunnen worden. Hij zou dan hetzelfde doen dat fysici gedaan hebben met de eigenlijk onbegrijpelijke mystiek van krachten op afstand, zoals we die ervaren bij zwaartekracht, elektriciteit en magnetisme; er een ‘veld’ van maken dat mathematisch beschreven en gemeten kan worden en zodoende het verschijnsel te reduceren tot iets wat tot het materiële universum hoort, reïficeren heet dat.
Hoe konden ze dit zolang geleden al weten?
Een belangrijke vraag is dan natuurlijk hoe de oude filosofen dit principe van de grond van onze werkelijkheid al doorhadden zonder dat ze beschikten over het technische instrumentarium waarover de wetenschap nu beschikt. De oude Grieken hadden niet veel meer dan hun eigen zintuigen en hun scherpe geest. Päs gaat in zijn boek hier kort op in en veronderstelt dat de vroege en primitieve mensheid in staat was tot een directere waarneming van ‘De Ene’ dan wij en dat deze inzichten daarna van generatie op generatie zijn overgeleverd. Dat zit toch erg dicht in de buurt van de veronderstelling van de algemene validiteit van mystieke ervaringen.
Samenvatting en commentaar
Op het eind van deze boekbespreking is het goed om de ideeën van Päs nog kort samen te vatten, voorzien van mijn eveneens korte commentaar:
De waargenomen werkelijkheid is een illusie en komt voort uit het kwantum universum. Dat is in elk geval een opmerkelijke uitspraak van een fysicus.
Het multiversum is het kwantumuniversum en is niet materieel. Het is één. Ook dat is opmerkelijk.
In de schijnbare splitsing van het universum splitst zich ook de fysieke waarnemer én zijn geest in meerdere waarnemers die elk één uitkomst waarnemen. De kwantumcollaps is daarmee de indruk die elke afgesplitste waarnemer heeft omdat elk slechts één van de vele mogelijke uitkomsten waarneemt. Dat betekent een onderliggende aanname dat de geest een product van de fysieke hersenen is en die aanname is essentieel in deze verklaring van de kwantumcollaps. Daarmee worden de grote aantallen, vaak door derden geverifieerde, waarnemingen van mensen die het lichaam verlaten bij een dreigend fysiek einde en hun omgeving correct waarnemen (de NDE) volledig genegeerd dan wel tot illusie wegverklaard.
De waarnemer is in die opvatting daarom een fysiek object zodat eigenlijk elk fysiek object een waarnemer wordt. Dat is ook de conclusie die Rovelli en Hertog op hun manier uitdragen. Waarom bepaalde objecten, zoals lenzen, spiegels en zelfs reflecterende kristallen, daarvan vrijgesteld zijn is mij niet duidelijk.
Maar aangezien de fysieke werkelijkheid volgens Päs een illusie is hebben we dus een illusie die waarneemt en aldus de waargenomen illusie creëert. Wie zoiets gelooft houdt zichzelf, wat mij betreft, voor de gek.
De kwantumcollaps wordt veroorzaakt door decoherentie die een effect is van het beperkte perspectief van de waarnemer. Het mechanisme van decoherentie, hoe die teweeggebracht wordt, blijft onverklaard.
Gezien de interferentie die de toestandsgolf altijd laat zien wanneer die door de dubbelspleet golft moeten al die universa dus interferentie vertonen. Dat kan alleen als al die universa inderdaad zelf ook niet-materiële toestandsgolven zijn. Dan kunnen ze inderdaad interfereren met elkaar, want het zijn golven. Daarmee zijn ze dus inderdaad niet materieel en bevatten dus ook geen materiële afsplitsingen van de waarnemer. Hoe een niet-materiele toestandsgolf dan emergent bewustzijn kan produceren is een wel zeer bijzondere aanname.
Zoals Päs het kwantumuniversum beschrijft zit hij al zeer dicht bij het idee van de universele geest die dit alles voortbrengt en die door vele nabij de dood ervaringen ook precies zo beschreven wordt. Hij is er bijna.
Kortom: een boeiend, leerzaam en in het algemeen eerlijk boek van de zoektocht van een kwantumfysicus naar de betekenis en de toekomst van de kwantumfysica en een hoognodig begin van een afscheid van de er-is-alleen-materie visie.
In de klassieke fysica speelt de menselijke waarnemer geen rol in dat wat waargenomen wordt of hoort dat althans niet te doen. Alles wordt bestudeerd vanuit het zogenaamde 3e persoonsperspectief. In alle experimenten dient enige invloed van de meting zo goed mogelijk uitgesloten te worden, al is er natuurlijk wel altijd enige invloed. Denk bijvoorbeeld aan de radardetectie van de snelheid van een auto. Het radarfoton kaatst terug van de auto en heeft dus een minuscule invloed op de snelheid van de auto. Maar dat effect is zo klein dat we dat rustig kunnen negeren in de praktijk. Beroep op dat soort meetfouten bij het digitaal loket verkeer zal geen gehoor krijgen. De elektriciteitsmeter verbruikt zelf ook een heel klein beetje energie waar de klant niets aan heeft bij de meting. Maar protesteren bij de energieleverancier zal weinig opleveren, ben ik bang.
De waarneming in de kwantumfysica
In de kwantumfysica – een loot aan de tak van de fysica die in zijn enorme succes de fundamentele rol van klassieke fysica heeft overgenomen – is dat echter niet zo, de manier waarop we meten is van essentiële invloed op dat wat we meten. Daar is geen twijfel meer over. Is dat nu de invloed van het meetinstrument of van de experimentator? De discussie over wat precies een meting is, is na 120 jaar kwantumfysica nog steeds niet echt beslist. John von Neumann – een van de eerste kwantumfysici – heeft al gezegd dat het waargenomen object en het waarnemende instrument niet fysiek op een of andere manier met elkaar verbonden zijn om zo de kwantumcollaps te veroorzaken. Beide zijn uiteindelijk samengesteld uit fundamentele deeltjes die zolang ze niet gemeten zijn zich als een immateriële golf van potentie zullen gedragen, de toestandsgolf. Beide toestandsgolven zullen zich bij een meting met elkaar vermengen, maar elkaar daarbij niet laten instorten, net als twee elkaar ontmoetende golven door elkaar heen zullen lopen zonder elkaar te elimineren. Bij de ontmoeting golven ze even samen en daarna golven ze gewoon verder. Er is volgens von Neumann daarom geen enkele aanleiding om een speciale beïnvloedende rol aan het fysieke meetinstrument toe te kennen inzake het einde van de toestandsgolf, de zogenaamde kwantumcollaps. Zijn inzicht werd genegeerd aangezien de invloed van de waarnemer en zijn bewustzijn niet objectief meetbaar was en er dus liever buiten gelaten werd. Wat het nog erger maakt is dat de toestandsgolf wel een golf is die we met de fysica formeel – dwz met getallen en symbolen – in principe kunnen beschrijven, berekenen en voorspellen, maar dat die golf zelf niet materieel waarneembaar is, niet eens materieel bestaat. Het is een golf van waarschijnlijkheden en dat zijn uiteindelijk mathematische constructies van de geest.
Is dan alles waarnemer?
Zodra je meet echter, houdt de immateriële golf op te bestaan en vinden we een van de vele mogelijkheden, het deeltje, dat geen golf is. Dat wordt ook zo geformuleerd in de Kopenhaagse interpretatie van Bohr en Heisenberg. Langzamerhand is het inzicht van Von Neumann, Bohr en Heisenberg – vooral vanwege enkele geavanceerde kwantumfysische experimenten zoals het uitgestelde keuze-experiment – zodanig bevestigd dat de waarnemer, die het waargenomene fysiek verwerkelijkt, niet meer te negeren is bij het fundamentele begrip van de natuur, zoals de fysica dat nastreeft. Hetgeen o.a. Carlo Rovelli heeft genoopt om dan maar letterlijk alles tot waarnemer van elkaar te bombarderen. Elk deeltje bestaat volgens hem alleen in relatie tot een ander deeltje. Mijn vraag is natuurlijk hoe dat werkt als beide deeltjes – nog – niet materieel bestaan en het dan wel klaarspelen om eerst in relatie met elkaar te komen en dan daardoor materieel te worden. Naar mijn gevoel is hier de volgorde verkeerd. Kosmoloog en kwantumfysicus Thomas Hertog beschrijft in ‘Het Ontstaan van de Tijd’ ook iets dergelijks waardoor alle dingen waarnemers worden die de kwantumgolf doen instorten en materie verschijnt. Maar dingen zijn toch ook van materie gemaakt die eerst zelf moet instorten? Dus – om de echte vraag te stellen – wat verstaan we nu precies onder een waarnemer en wat voor rol speelt die eigenlijk?
Wat is een waarnemer volgens de kwantumfysica?
Alternative realities Wigner’s friend experiment 2019
In veel kwantumfysische experimenten – vooral die de afhankelijkheid van de waarnemer proberen te onderzoeken – wordt de rol van de waarnemer tot nog toe door een instrument uitgevoerd. De vraag is of dat het juiste perspectief is. In de bovenstaande figuur van een bijzonder ingewikkeld experiment, gebaseerd op Eugene Wigners gedachte-experiment met meerdere waarnemers, is dat in elk geval op die manier geïmplementeerd. In dat experiment wordt binnen een gesloten omgeving een experiment uitgevoerd. Een van de zogenaamde waarnemers bevindt zich binnen die gesloten omgeving en neemt dus het resultaat van zijn experiment direct waar, de toestandsgolf is voor die waarnemer en door de waarneming overgegaan in een waargenomen deeltje. Maar buiten de gesloten omgeving bevindt zich een tweede waarnemer waarvoor de inhoud van die gesloten omgeving nog steeds een toestandsgolf is omdat hij de inhoud van de grotere doos nog niet waargenomen heeft. Pas als die externe waarnemer de inhoud van de gesloten omgeving, de grotere doos, kan waarnemen eindigt voor hem de toestandsgolf en wordt de meting van het deeltje een feit, het krijgt wat de tweede waarnemer betreft dan pas zijn fysieke eigenschappen. Wie van deze waarnemers is nu degene die het gemeten deeltje met zijn eigenschappen teweegbrengt?
De poppetjes binnen en buiten de doosjes, die hier de waarnemers moeten voorstellen, zijn in dit experiment fysieke meetinstrumenten en missen dus het bewustzijn waardoor ze hun waarneming ook zouden kunnen interpreteren. Is dat interpreterende bewustzijn hier eigenlijk dus nodig? De experimentatoren denken blijkbaar van niet. Overigens was de uitkomst van het experiment al zodanig dat we aan het bestaan van een objectieve materiële wereld waar consensus regeert, waarin een feit gewoon een feit is, onafhankelijk van wie het waarneemt, zouden kunnen gaan twijfelen.
Is bewustzijn echt nodig? Is interpretatie nodig?
Kan een fysiek instrument zijn omgeving waarnemen en die waarneming dan interpreteren? Ik noem hier expres iets dat een fysiek instrument volgens mij niet kan, hoe geavanceerd ook, namelijk interpretatie. Het toekennen van betekenis, bedoel ik daarmee. Dat is hetgeen waar deze hele discussie eigenlijk om draait. Wat is interpreteren? Kan een fysiek instrument dat? De experimentatoren denken van wel en dat past helemaal in het materialistisch beeld van de wereld waarin de mens slechts een complexe machine is die in principe beschreven kan worden als het resultaat van zijn onderdelen. Het brein is in hun visie een geavanceerde computer, toevallig ontstaan in het evolutionaire proces van de overleving van de meest geschikte biologische machines, en kan dus qua brein rustig vervangen worden door een niet-biologische geavanceerde AI-machine zoals bijvoorbeeld ChatGPT. Interpretatie is in die visie niet verschillend van een berekening. Is er dus wel of geen verschil, en wat is dan het verschil? Omdat ook maar proberen te beantwoorden moeten we de discussie toch maar wat vereenvoudigen en maar eens kijken naar de essentiële verschillen tussen een eenvoudig ‘waarnemend’ meetinstrument als een cv-thermostaat en een biologische waarnemer.
Kan een fysiek instrument een waarnemer zijn?
Wat is het verschil tussen de cv-thermostaat en het biologische wezen dat voor een aangename omgevingstemperatuur afhankelijk is van zijn cv-thermostaat? Is er een fundamenteel verschil, fundamenteel in de fysieke zin? De thermostaat ‘voelt’ de omgevingstemperatuur, bepaalt of die afwijkt van de ingestelde waarde en stuurt vervolgens de cv aan. Is dat interpretatie? Is dat dus een meting? Dat lijken mij essentiële vragen al kan daar, vermoed ik, nog niet een echt 100% waterdicht antwoord op gegeven worden. Maar ik doe toch een poging.
Wat laat de toestandsgolf instorten?
We zouden daarvoor de volgende vraag kunnen stellen. Hoe is het mogelijk dat een fysiek instrument, dat zelf niet waargenomen wordt en dus in een toestandsgolf verkeert, de toestandsgolf doet instorten (reduceert)? Denk aan die cv-thermostaat. Die doet zijn werk ook als er niemand aanwezig is en men vergeten is om de gewenste temperatuur aan te passen bij een paar dagen afwezigheid. Als je dan na een paar dagen thuiskomt merk je dat het huis lekker warm is, dat de thermostaat dus nog aan staat en concludeer je op dat moment dat gedurende jouw afwezigheid de cv voor niets heeft staan stoken. Die conclusie – het was voor niks – is interpretatie. Dat kon je onbewuste thermostaat dus niet bedenken, anders had die wel iets anders gedaan. Kun je die onbewuste thermostaat nu een waarnemer noemen? Heeft de thermostaat de toestandsgolf die onder andere je cv-ketel, de radiatoren en de temperatuur in je huis bevat doen instorten tot een fysiek huisverwarmende cv? Elke keer dat die de temperatuur mat? Hoe dan?
Echte waarnemers interpreteren
Ik denk dat het inderdaad om interpretatie gaat. Het toekennen van de betekenis van een waarneming. Dat doet een instrument niet. Ik moet de thermostaat eerst vertellen, programmeren heet dat, wat een prettige temperatuur is, dat kan die zelf niet want een dergelijk instrument heeft geen weet van ‘prettig’. Nu zul je misschien aanvoeren dat een geavanceerde AI als ChatGPT dat wel zou kunnen. Maar daarvoor zou ChatGPT wel eerst een gigantische database moeten doorzoeken op gegevens over prettige temperaturen voor menselijke wezens. En hoe is die database gevoed? Juist. Door menselijke wezens die wat zij een prettige temperatuur vonden, er eerst in gebracht hebben. Hadden ze dat niet gedaan dan had ChatGPT geen antwoord geproduceerd. Niet op de vraag wat een aangename temperatuur is, misschien wel op de vraag welke temperatuur een biologisch wezen als de mens nodig heeft. Maar dat bedoel ik niet met aangenaam. Dat is namelijk geen in getallen uit te drukken ervaring. Altijd, en zonder uitzondering, is de vraag naar de betekenis van een waarneming, de interpretatie ervan, terug te voeren op een waarneming door een wezen dat zijn waarneming zelf bewust kon interpreteren als aangenaam of onaangenaam, rood of groen, hard of zacht, nat of droog, mooi of lelijk. Dan kun je pas beseffen dat in de afwezigheid van mensen het ‘aangenaam’ zijn van de temperatuur nergens op slaat. Zoiets zal de thermostaat uit eigen beweging niet bedenken. Natuurlijk kan zoiets geprogrammeerd worden, maar dan is daar altijd weer uiteindelijk iemand voor nodig die zoiets eerst bedenkt en dan als proces programmeert.
Bewuste interpretatie is altijd het slotstuk van het experiment
Dat er uiteindelijk een bewuste interpreteerder nodig is, geldt volgens mij zonder uitzondering voor elk experiment. Zelfs voor een run van de Large Hadron Collider in Geneve. Uiteindelijk wordt het resultaat bekeken door een bewust wezen dat er betekenis aan toekent. We vernemen dan uiteindelijk wel de betekenis, maar daar wordt meestal niet bij vermeld dat daar altijd weer een persoon aan te pas kwam. Dat is namelijk zo ontzettend vanzelfsprekend dat dat niet expliciet genoemd hoeft te worden. Dat betekent wel dat een essentieel onderdeel bij de rapportage van een experiment nooit wordt genoemd. De uitslag van de meting was X, en dat betekent Y. En dat laatste stukje ‘endat betekent Y’, daar gaat het om. Dat is namelijk de interpretatie van een persoon en daarmee de eigenlijke beleving van de wereld. Daarmee is het einde van de toestandsgolf die daarvoor nog alle mogelijkheden bevatte een feit geworden. Dat einde met die ene mogelijkheid bevat dan ook de voorafgaande geschiedenis. Zoals in voorgaand voorbeeld over de cv meteen de geschiedenis van het ongewenste gasverbruik gedurende jouw afwezigheid een feit is geworden na jouw vaststelling ervan. Dat feit is dan na de kwantumcollaps door de waarneming – helaas – niet meer te veranderen. Dat noemen we dan een feit. Iets waarover consensus kan bestaan.
Wat is dan de rol van een registrerend meetinstrument?
Even genoeg stilgestaan bij de waarnemer. Wat is een meetinstrument in deze context? De eis lijkt te zijn dat het moet kunnen registreren. Daarmee vallen al een bepaalde klasse van passieve meetinstrumenten af. Denk aan de meetlat bijvoorbeeld, die verricht zelf geen registratie. Dat is dus een volstrekt passief meetinstrument in tegenstelling tot zo’n geavanceerde cv-thermostaat die het binnenshuis temperatuurverloop patroon onthoudt om te anticiperen op het volgende moment van opwarmen. Dat lijkt een mooi criterium, meten plus registratie, maar is nu een voltmeter aangesloten op een recorder wel of geen waarnemer? Is de fotondetector aangesloten op een coïncidentiedetector in een geavanceerd dubbelspleet experiment een waarnemer? Probeer daarom, om die vraag te kunnen beantwoorden, je eens in te denken hoe een registrerend meetinstrument het geregistreerde object of de toestandsgolf zou kunnen beïnvloeden en vooral waarom een ander gelijksoortig instrument dat niet zou doen. Neem bijvoorbeeld een massief ijzeren staaf. Dat lijkt geen registrerend instrument, tot je bedenkt dat de staaf uitzet of krimpt naargelang zijn temperatuur. De staaf meet op die manier de temperatuur. Als de staaf lang genoeg is en op een slimme manier verbonden aan een schrijfstift en een rol papier zou je het verloop van de temperatuur kunnen registreren. De verandering van de lengte van de staaf levert de informatie over het verloop van de temperatuur. Je kunt de staaf met stift en papier dus ook, in deze context, zien als een registrerend meetinstrument. Maar omdat we er op een ingenieuze wijze gebruik van maken zou hetzelfde passieve instrument ineens wel een waarnemer worden die de kwantumgolf doet instorten. Dat is inconsequent geredeneerd.
Je zult een willekeurige ijzeren staaf dus niet gauw aanmerken als waarnemend meetinstrument. Als je op deze wijze gaat nadenken over registrerende meetinstrumenten wordt het idee van het instrument als waarnemer dus inconsequent en daarmee uiterst aanvechtbaar. Of een instrument registreert of niet zou dan niet bepaald worden door zijn fysische eigenschappen maar door de manier waarop wij er gebruik van maken, en dan komt de bewuste waarnemer meteen weer om de hoek kijken. Uiteindelijk moeten we dus beginnen te erkennen dat ook bij een instrument dat meet en registreert de uitslag pas resulteert in een echte waarneming – de waarneming die de kwantumcollaps doet plaatsvinden – als er door een bewuste waarnemer naar gekeken wordt. Als we dat als werkelijke verklaring accepteren dan hebben we wellicht een aanvaardbaar bruikbaar en consequent criterium voor de definitie van een meting en meteen ook voor de aanleiding van de kwantumcollaps, de materiële manifestatie van de wereld.
Conclusie
Er is uiteindelijk dus altijd een bewuste waarnemer nodig voor een echte meting. Het meetinstrument is dan niets anders dan een verlengstuk van onze zintuigen en kan niet de aanleiding zijn voor de kwantumcollaps, het verschijnen van de materie in onze wereld. Dat heeft een diepgaande betekenis voor ons ervaren van de wereld. Wij zijn essentieel in het verhaal. Wij maken een essentieel onderdeel uit van de wereld. Door haar waar te nemen en dus te ervaren.
De kwantumfysica is de meest succesvolle fysische theorie die we op dit moment hebben. De voorspellingen zijn uiterst succesvol. Maar het lijkt of niemand begrijpt wat die theorie wil zeggen over de wereld. Absurde interpretaties, zoals het multiversum waarin letterlijk alles tegelijk gebeurt wat er maar zou kunnen gebeuren, worden serieus besproken. Absurde interpretaties zijn echter helemaal niet nodig. Veel fysici en ook niet-fysici hebben de boodschap al wel begrepen, ondanks luid protest uit de materialistisch georiënteerde hoek dat bewustzijn geen rol zou spelen.
Waarom ondersteunt de kwantumfysica het primaire bewustzijn? Wat zegt dat over ons? Wat zegt dit over de materie? Die vragen probeer ik te beantwoorden in deze crash course kwantumfysica en bewustzijn voor de niet-fysicus van 1 uur. Ook zeer geschikt voor beginnende fysici.
Richard Feynman moet gezegd hebben dat als je denkt dat je kwantumfysica begrijpt, dat je er niets van begrepen hebt. Maar hij zei ook dat de beste manier om iets van de kwantumfysica te begrijpen het dubbele spleet experiment is. Dat experiment toont ondubbelzinnig aan dat de grond van alle werkelijkheid niet materieel is en zich golfvormig gedraagt. Een golf die we op geen enkele manier rechtstreeks kunnen waarnemen, maar die wel alles wat we waarnemen vorm en historie geeft. We zullen het dubbele spleet experiment dus kritisch bekijken.
Neem je tijd en een kop koffie. Neem rustig pauzes tussendoor ook al heet het een Crash Course. En blijf vooral zelf kritisch denken. Dat wil ook zeggen dat je je eigen gedachten en bezwaren ook kritisch zult moeten beoordelen.
Een inzicht dat de wereld op zijn kop zou kunnen zetten
Quantumbewustzijn op losse schroeven door ondergronds experiment
Op vrijdag 5 augustus 2022 verschijnt dit artikel met bovenstaande naam in NewScientist. Ik kreeg meteen van twee kanten vragen over wat dit betekent voor de hypothese van het primaire bewustzijn die ik verdedig in mijn boek en op mijn website. Eigenlijk goed nieuws, maar dat zal ik wel even uit moeten leggen.
Het artikel gaat over de zogenaamde Orchestrated Objective Reduction (Orch OR)-theorie van fysicus Roger Penrose en anesthesioloog Stuart Hameroff. Dit is wat deze theorie zegt in het kort:
‘Er kunnen superposities van kwantumtoestanden ontstaan in je brein, in zogeheten microtubuli (kleine eiwitstructuren in de zenuwcellen in het brein). Een bewuste ervaring vindt plaats op het moment dat die superposities instorten’.
Orchestrated Objective Reduction – Orch OR gefalsifiëerd
Afbeelding uit ‘A review of the ‘Orch OR’ theory’: Microtubules die via de kwantumcollaps informatie verwerken. Dat zou dan bewuste ervaring genereren.
Dit is dus goedbeschouwd een van de theorieën die bewustzijn proberen te verklaren als uiteindelijk een product van de hersenen. Dit keer dan wel als een product van kwantumtoestanden in de hersenen. Het instorten van de superposities – de kwantumcollaps – wordt gezien als fysiek, de superposities zijn alle fysiek – alle mogelijkheden bestaan echt – en gaan dan bij de ineenstorting over in slechts één van alle mogelijkheden, de rest verdwijnt spoorloos in het ‘kwantumniets’.
Als die ineenstorting fysiek is, en dat denken Penrose en Hameroff, dan betekent het een kleine verandering in de totale elektrische lading en volgens de wetten van Maxwell moet er dan een klein elektromagnetisch signaal gegenereerd worden. Dat is dan het signaal wat de onderzoekers, die de Orch OR theorie wilden testen, onderzochten in de diepe grotten van Gran Sasso waar verstoringen van de metingen door kosmische straling zo klein mogelijk zijn omdat die eerst door dikke lagen gesteente heen moeten. Een hoogstwaarschijnlijk kostbaar onderzoek dat opleverde dat de kwantumcollaps geen elektrische signalen genereert. Hiermee is dan een van de basisveronderstellingen van Orch OR gefalsifieerd. Mooi, opgeruimd staat netjes. Eén hypothese minder over de relatie kwantumfysica en bewustzijn. Goed nieuws dus. We hebben er al meer dan genoeg.
Maar de Orch OR theorie heeft volstrekt niets te maken met de hypothese van het primair bewustzijn. Ik hoop dat u dat begrijpt. Orch OR is een loot van de theorieën die bewustzijn proberen te verklaren vanuit het materiële, hier met een snufje kwantumfysica waarbij dat snufje uiteindelijk ook weer een materiële hypothese is. De primair bewustzijn hypothese is dat materie een secundair verschijnsel is dat door dat bewustzijn wordt gecreëerd bij de waarneming. Dat is iets volstrekt anders.
Kan Primair Bewustzijn ook gefalisifiëerd?
Mocht je de hypothese van het primair bewustzijn willen falsifiëren dan kan dat een stuk eenvoudiger en goedkoper dan met een mediageniek experiment diep onder de Gran Sasso. De hypothese van primair bewustzijn is in mijn boek gebaseerd op het begrip informatie. De informatie die een meting of observatie kan opleveren bepaalt hoe het geobserveerde object zich gedraagt of heeft gedragen. Het is steeds duidelijker aan het worden in experimenten dat hoe minder informatie een meting oplevert hoe meer golfgedrag wordt vertoond. Het meest extreme voorbeeld daarvan is het effect dat wanneer gekeken wordt door welke spleet van de dubbelspleet het object ging, het kenmerkende interferentiepatroon, de lichte en donkere banden verdwijnen in een enkele uitgespreide vlek. Nog steeds het resultaat van een golf maar nu van een die door slechts één spleet ging. De onontkoombare conclusie is dan dat het object zich in slechts één spleet gemanifesteerd moet hebben – als antwoord op het feit dat de informatie die we konden verkrijgen daar precies over ging. Dat het om informatie gaat is echter geen bewijs dat het om het bewustzijn van de waarnemer gaat al moeten we ons afvragen of informatie nog wel iets betekent als het niet in ons bewustzijn verschijnt. Maar, net zoals het ineenstorten van de kwantumgolf een elektrisch signaal zou moeten produceren een basisaanname is van Orch OR, is de ineenstorting van de kwantumgolf door beschikbare informatie een basisaanname van het primair bewustzijn. Als we die aanname kunnen falsifiëren dan wordt het lastig voor die hypothese.
De kwantuminformatiewisser kan dat
De kwantum informatiewisser experimenten zijn een goede stap in die richting maar voor het falsifiëren van de informatiehypothese moet er nog iets aan gesleuteld worden. In alle kwantumwisser experimenten gebeurt het onherroepelijk vernietigen van de informatie over de gekozen spleet door een halfdoorlatende spiegel. En laat dat nu net een fysiek onderdeel zijn waarvan elke fysicus, die de Kopenhaagse interpretatie min of meer volgt, vreemd genoeg automatisch aanneemt dat het een uitzondering vormt op de regel dat een fysiek object, als het maar massief genoeg is, de kwantumcollaps teweegbrengt. De kwantumcollaps vindt volgens zo’n fysicus plaats in en door de detector en niet door de halfdoorlatende spiegel of andere optische onderdelen. Mijn suggestie is echter dat de kwantumgolf pas instort op grond van de informatie die beschikbaar is. Dus niet door de detector maar door het vernemen van het resultaat van de detector. Dat wil zeggen dat, als we die informatie pas na het passeren van de detector onherroepelijk vernietigen vóórdat iemand die gezien kan hebben, het interferentiepatroon van lichte en donkere lijnen weer getoond wordt. Zo’n precisie experiment is zonder meer uitvoerbaar in een willekeurig goed uitgerust universitair optisch laboratorium.
In het bovenstaande figuur kun je zien dat de kwantumwisser onderdelen – twee simpele schakelaars – zich direct achter de detectoren bevinden. De set-up is een redelijk eenvoudige aanpassing, eigenlijk een drastische versimpeling, van een in 1999 uitgevoerd kwantumwisser experiment op de Maryland universiteit in Baltimore. Dat experiment wordt nogal eens ge- of misbruikt door er-is-alleen-materie fysici om de onzin van de kwantumwisser aan te tonen aangezien het 1999 Maryland experiment een fundamentele fout in zijn opzet had waardoor de conclusie niet gewettigd was. De debunkers gaan dan gemakshalve voorbij aan de correcte én geslaagde kwantumwisser experimenten die naderhand gedaan zijn aan dezelfde universiteit. Voor diegenen die zich willen verdiepen in deze ‘harde’ kwantumwisser verwijs ik naar deze pagina op mijn website of naar hoofdstuk 13: ’Falsifieerbaarheid van het bewustzijnsmodel’ in mijn boek.
Het wachten is dus op onderzoekers die deze kans om de primaire bewustzijn hypothese te kunnen falsifiëren niet voorbij willen laten gaan. Geen Gran Sasso nodig. De NewScientist lezer wacht op ze en ik ook.
Een goede manier om wetenschap te bedrijven is de vraag ‘Wat als .. ?’ stellen. Doorgaans is dat de eerste stap in een hypothese. De volgende stap in zo’n exercitie is dan onderzoeken op hoeveel onbeantwoorde vragen je daarmee een bevredigend antwoord vindt. Ook de verschijnselen en experimenten die niet kloppen met de hypothese dienen aan bod te komen. Als die niet kloppen kan de ‘Wat als ..?’ aanname verworpen te worden als onmogelijk of onwaarschijnlijk. Vooroordelen dienen daarbij vermeden te worden. Bij elkaar is dat wat ik noem: ‘Onderzoek met een open geest’. Zet de bullshit detector daarom even uit. Die is wel snel maar niet echt betrouwbaar. Denk aan ‘Thinking Fast and Slow’ door Daniël Kahnemann.
Isaac Newton moet op die manier ook een wat-als gedachte gevolgd hebben: ‘Wat als de hemellichamen elkaar aantrekken met een kracht die afhangt van hun onderlinge afstand?’. Een in zijn tijd behoorlijk absurde veronderstelling gezien de vraag hoe een dergelijke kracht door de lege ruimte uitgeoefend kon worden, al hadden we al wel ervaring met krachten op afstand zoals magnetisme. Die kracht-op-afstand kwestie is in feite vandaag nog steeds niet echt beantwoord maar zijn wat-als vraag leverde wel de klassieke zwaartekracht mechanica op die prachtig bevestigd werd door Edmund Halley’s komeet.
The Case against Reality
Een meer recent voorbeeld van wat-als denken en dan kijken of er naast verklaringen aperte conflicten met de harde feiten ontstaan is wat mij betreft ‘The Case against Reality’ van Donald Hoffman. Wat als de werkelijkheid die onze zintuigen ons voorschotelt slechts een constructie is die onze zintuigen er samen met onze hersenen ervan fabriceren? Hoffman is cognitief psycholoog en beargumenteert op overtuigende manier dat onze zintuigen ontwikkeld zijn in een darwinistische evolutie waarin het verschijnen van het meest geschikte organisme – lees hier ook zintuig voor – steeds de beste kansen voor het voortbestaan bood.
Daarvan uitgaande kunnen we het volgende zeggen:
Het is niet nodig dat het beeld dat onze zintuigen ons voorschotelen overeenkomt met de werkelijkheid, wat die ook moge zijn. Wat wij zien als gunstig voor ons overleven – een appel aan een boom, een boterham, een glas water – is slechts een vertaling die maakt dat wij zodanig handelen dat wij voortbestaan en kunnen voortplanten, in dit geval het voedsel pakken en consumeren. Vergelijkbaar met een VR programma waar de werkelijke acties in de computer ook verborgen zijn en voor ons vertaald worden in een voor ons begrijpelijk beeld. Het is volstrekt niet nodig dat die vertaling ook de werkelijkheid is, als onze reactie maar adequaat is. Dus hier zien we geen apert conflict met onze ervaringen.
Hoffmans idee sluit in grote trekken aan bij het idealisme van Bernardo Kastrup. Onze zintuigen en hersenen, zeg maar ons hele lichaam, zijn volgens Kastrup niet materieel en bestaan niet in een van ons gescheiden toestand. Het zijn complexe ervaringen die ons bewustzijn binnenkomen via een soort vertaalslag (Kastrup spreekt over een dashboard) en slechts binnen dat bewustzijn ervaren worden. De materiële werkelijkheid als iets dat buiten ons bestaat is een illusie. Ook hier geen aperte conflicten met onze ervaringen, al is daar wel voor nodig dat we onze bullshit detector uitzetten.
De vraag wat bewustzijn – datgene wat ervaart – is, is niet beantwoord, noch door Hoffman, noch door Kastrup. Het is echter wel de grond waar beider filosofie op rust. Op zich is dat geen argument ertegen aangezien er geen enkele filosofie is waar bewustzijn fundamenteel verklaard wordt. Neurologen komen ook niet verder dan speculeren over een wazige onbegrepen emergentie uit een complex brein zoals mist uit water oprijst, maar dat is beslist geen fundamentele verklaring.
Al met al arriveren we daarmee bij het wat-als idee van het primaire bewustzijn. Materie, en de ervaring ervan, zijn producten van het bewustzijn. Met primair bewustzijn bedoel ik veel meer dan ons dagelijkse waakbewustzijn dat daar waarschijnlijk maar een klein deel van uit maakt. De volgende stap is nu of we met de hypothese van het primaire bewustzijn verschijnselen kunnen verklaren die we tot nog toe niet konden verklaren met het materialistische paradigma – het zogenaamde fysicalisme. Vervolgens moeten we dan natuurlijk ook kijken of er verschijnselen zijn die ermee in tegenspraak zijn. Dat is de wetenschappelijke manier.
Stap 1 – Verklaringen van waargenomen verschijnselen
Welke verschijnselen kan de hypothese van het primaire bewustzijn verklaren waar het fysicalisme het volledig laat afweten, ik noem er hier negen:
Kwantumfysica: De kwantumfysica lijkt ons te zeggen dat de informatie die de waarnemer tot zijn beschikking heeft de geobserveerde werkelijkheid in tijd en ruimte creëert. Daar zijn uitstekende argumenten voor. Ik heb daar een heel boek over gepubliceerd. Als de werkelijkheid een constructie is van ons bewustzijn – inclusief onze zintuigen – dan biedt dat een verklaring voor de anders onbegrijpelijke resultaten van de kwantumfysica zoals objecten die op meerdere plaatsen tegelijk kunnen zijn en met elkaar verstrengeld zijn over astronomische afstanden.
Relativiteitsdilatatie: De speciale relativiteit zegt dat wanneer wij een bewegend object zoals een raket, een kogel of een elementair deeltje, waarnemen, de meetlatten, of wat daarvoor door kan gaan, in dat object korter worden en de tijd langzamer verloopt naarmate de relatieve snelheid ten opzichte van ons groter is. Dit is door vele experimenten bevestigd. Dit relativiteitseffect is niet te begrijpen vanuit de ideeën van solide permanente materie, vaste ruimte en tijd. Maar als het bewustzijn van de waarnemer de wereld creëert is dat ineens beter te begrijpen. Materie, ruimte en tijd krijgen dan dezelfde eigenschappen als gedachten (James Jeans: ‘The stream of knowledge is heading towards a non-mechanical reality; the Universe begins to look more like a great thought than like a great machine. Mind no longer appears to be an accidental intruder into the realm of matter… we ought rather hail it as the creator and governor of the realm of matter.’.
Veldkrachten: Zwaartekracht, elektromagnetische kracht, de sterke en de zwakke kernkracht zijn allemaal veldkrachten. Ze werken op afstand zonder dat er via direct contact kracht overbrengende materie aan te pas komt, zoals bij biljartballen. Als de wereld alleen uit materie bestaat dan zijn veldkrachten eigenlijk niet goed te begrijpen, ook niet via de gekromde ruimtetijd dimensies van de algemene relativiteit van Einstein. Maar als het bewustzijn de werkelijkheid creëert dan worden veldkrachten ook weer niet fundamenteel verschillend van gedachten.
Dromen: Al dromend creëren we fantastische virtuele werkelijkheden soms compleet met alle mogelijke zintuigelijke indrukken, zien, horen, voelen, proeven, ruiken. Je ziet kleuren, hoort geluiden, betast voorwerpen. Maar probeer eens zo’n realistische ervaring op te roepen in de waaktoestand (zonder hallucinogene middelen). Probeer de ervaring van het zien van de kleur rood of het oppakken en voelen van de afmetingen en de zwaarte van een voorwerp maar eens op te roepen als een echte beleving. Desnoods met de ogen dicht. Het resultaat is nooit meer dan een flauwe afschaduwing van een echte ervaring. Het verbaast mij altijd hoe weinig verbazingwekkend het wordt gevonden dat we überhaupt kunnen dromen. Als het bewustzijn inderdaad in staat is om de realiteit te creëren dan is dromen niet meer zo verschillend van wat we in onze dagelijkse wereld doen.
Blindzien: Nicola Farmer heeft een school opgericht – de ICU-academie – waar kinderen kunnen leren om geblinddoekt te lezen, te tekenen en met ballen te spelen. Nicola leidt ook leraren op die dit aan kinderen kunnen leren. Dit blindzien is door onafhankelijke waarnemers bevestigd en vastgelegd in een reportage. Blijkbaar hebben we onze ogen niet per se nodig om te kunnen waarnemen. Vanuit het idee van het primaire bewustzijn is dit te begrijpen aangezien dat wat de kinderen ‘zien’ de creatie is van het bewustzijn zelf. Blindzien is ook een door neurologen erkend fenomeen, maar die wijten het aan een anders dan normale visuele verwerking die uiteindelijk toch gebaseerd is op de signalen die onze ogen aan de hersenen doorgeven. Dat kan bij deze kinderen niet het geval zijn.
Psychokinese (Pk): Pk is in laboratoriumexperimenten bevestigd, al gaat het dan doorgaans om micro-Pk. Dit is niets anders dan het primaire bewustzijn in directe actie.
De NDE (Nabij-de-dood-ervaring): Sinds het boek ‘Life After Life’ van Raymond Moody – uitgekomen in 1975 – is de wereldwijde belangstelling voor de NDE geëxplodeerd en zijn grote aantallen mensen met hun ervaring naar voren gekomen. De Near-Death Experience Research Foundation (NDERF) heeft op haar website sinds 2000 meer dan 5000 ervaringen verzameld. De schatting is dat tussen 3 en 5% van de wereldbevolking een NDE heeft gehad. Het primaire bewustzijn geeft een uitstekende verklaring voor een dergelijk breed gerapporteerd verschijnsel aangezien het primair zijn van het bewustzijn betekent dat het niet afhankelijk kan zijn van een materieel brein en dus – na het overlijden van het lichaam – zelfstandig kan blijven bestaan en waarnemen. De bewering van skeptici dat de NDE neurologisch verklaard is, is – sorry – bullshit.
De ADC (After-death-communication): De After Death Communication Research Foundation (ADCERF) heeft sinds het begin van deze eeuw ruim 2000 gerapporteerde ervaringen van contact met kortgeleden overleden geliefde personen en dieren verzameld. Peilingen leveren op dat meer dan 50% van de mensen kort na het overlijden van een partner, kind of geliefd huisdier een ADC-ervaring heeft. Lees ‘The Departed among the Living‘ van Erlendur Haraldsson. Ook dit verschijnsel is prima verklaarbaar vanuit het niet-materieel voortlevend primair bewustzijn.
Evolutie: De overheersende neodarwinistische visie op het ontstaan van het leven en de evolutie – alles berust op toeval en het overleven van het geschiktste organisme plus een paar miljard jaar van enkelvoudige lokale mutaties in het DNA – staat op het punt van omvallen. Lees ‘Evolution 2.0’ van Perry Marshall, ‘Evolution: A view from the 21th Century, Fortified’ van James Shapiro of ‘Active Biological Evolution’ van Frank Laukien. Alle leven, van virussen en eencellige organismen tot ‘moderne’ dieren en planten, reageert op uitdagingen van zijn omgeving door actief zijn hele genetische machinerie (niet slechts het DNA) aan te passen. Verbazingwekkend vaak met succes en ook nog eens overerfbaar naar de volgende generaties. Het niet meer de kop in te drukken vermoeden dat hier een intelligente reactie op de ervaringen van het organisme plaatsvindt begint steeds meer aandacht te krijgen. Het primair bewustzijn, aangenomen dat het ook intelligent is (een tamelijk voor de hand liggende veronderstelling), biedt een goede verklaring.
Stap 2 – Conflicten met ervaringen
Zijn er verschijnselen die in conflict zijn met de hypothese van het primaire bewustzijn? Het lijkt op het eerste gezicht (onze bullshit detector) wel zo:
De ervaring van soliditeit: De werkelijkheid zoals wij die ervaren is solide. We kunnen niet door een muur wandelen. Als we ons stoten doet dat zeer. Als we vallen raken we gewond. Voorwerpen die ergens zijn achtergelaten blijven daar totdat wij – of anderen – ze weer verplaatsen. Materie verschijnt niet uit het niets en verdwijnt ook niet zomaar in het niets. Dat zou tegen de bekende en bevestigde behoudswetten ingaan.
Meerdere waarnemers: Als mijn bewustzijn de wereld en alles daarin creëert dan ontstaat er een probleem met meerdere waarnemers (lees ‘Tom Poes en de Kwanten’ van Marten Toonder, een aanrader).
De vrije wil: Waarom – aangenomen dat ik een vrije wil heb – kan ik niet de wereld creëren die ik mij wens. Ik kan geen materie naar wens creëren of laten verdwijnen. Dat laatste kan overigens betwijfeld worden als je het boek – JOTT – van Mary Rose Barrington serieus neemt.
Het ‘Kwaad’: Waarom bestaat het kwaad? Op zich is dat niet een fysisch te omschrijven conflict maar desalniettemin een terechte vraag. Als het bewustzijn de wereld creëert waarom dan ook het Kwaad? Die vraag is voer voor filosofen.
Ik hoop dat u inziet dat in alle bovenstaande punten de aanname verborgen zit dat het primaire bewustzijn identiek is aan het individuele dagbewustzijn van de mens. Dat is niet noodzakelijk het geval. Wanneer we die aanname kunnen laten vervallen, verdwijnen alle bovenstaande punten als geldige conflicten waarmee de hypothese van het primaire bewustzijn verworpen zou kunnen worden.
Verder is het bovenstaand niet bedoeld als een pleidooi voor idealistisch monisme, zoals bijvoorbeeld Kastrup voorstaat, en dat het bestaan van materie volledig ontkent. De meeste punten in stap 1 kunnen ook verklaard worden vanuit de dualistische visie dat materie en bewustzijn naast elkaar bestaan en elkaar kunnen beïnvloeden. Iets dat René Descartes in zijn Discours de la Méthode veronderstelde. De vraag die in dat dualisme echter niet beantwoord wordt is hoe die twee intrinsiek verschillende zaken, materie en bewustzijn, elkaar kunnen beïnvloeden.
Conclusie
Deze wat-als exercitie levert wat mij betreft in ruime mate bevestiging op dat de hypothese van het primaire bewustzijn op zijn minst de moeite waard is om serieus te nemen. Al is het vast niet de ultieme wetenschappelijke verklaring van alles, het kan veel verklaren wat vanuit het fysicalistische perspectief gezien domweg onverklaarbaar is en vanwege de algemene voorkeur voor dat perspectief het liefst wordt genegeerd of ontkend.
Nog een boekentip
Through Two Doors at Once van Anil Ananthaswamy. Het twee-spleten experiment, dat door Richard Feynman als de deur naar het begrijpen van de onbegrijpelijkheid van de kwantumfysica wordt genoemd, wordt door Anasthaswamy boeiend en over het algemeen helder behandeld. Van het eerste experiment door Young tot de uitgestelde keus kwantumwisser experimenten. Engels. In de boekhandel € 17,95, bij Parimar Den Haag slechts €7,90.
Is mijn computer bewust? Zou die het vervelend vinden om uitgezet te worden? Soms vraag je je dat misschien wel eens af met je vinger op de uitknop. Niet waarschijnlijk, maar toch …..?
Het PEAR-laboratorium
Het PEAR-laboratorium – Princeton Engineering Anomalies Research Laboratory – werd in 1979 opgericht door Robert Jahn, hoogleraar in luchtvaart techniek samen met Brenda Dunne, een ontwikkelingspsychologe. In het PEAR-laboratorium werd de bijzondere invloed die de geest zou kunnen uitoefenen op fysieke apparaten, waaronder elektronische generatoren voor willekeurige signalen (REG’s), op allerlei manieren bestudeerd. Hieronder een voorbeeld van de uitkomst van hun experimenten met beïnvloeding van een REG.
De gekleurde grafieken geven de cumulatieve afwijking van de standaard verwachting (fifty-fifty) van de uitvoer van een REG weer. De gebogen lijnen geven de grenzen aan waarbinnen het resultaat binnen de geaccepteerde standaard verwachting van 5% ligt. De rode grafiek is dus een uitstekend voorbeeld van duidelijke invloed van intentie. Maar blijkbaar is een omgekeerde werking van intentie ook mogelijk (blauwe grafiek). Vergelijk onder voor het gedrag van een REG zonder beïnvloeding. De grafiek blijft duidelijk in de buurt van de nullijn.
REG baseline cumulatieve afwijking zonder beïnvloeding
Psyleron
Een van de medewerkers van het lab was Herbert Mertz die zich vooral bezighield met de REG’s die gebruikt werden in de experimenten. Samen met collega’s en vrienden richtte hij in 2005 Psyleron op. Psyleron leverde betaalbare REG kits op QRNG basis (QRNG: Quantum Random Number Generator) met bijbehorende software waarmee iedereen zelfstandig de effecten van de geest op materie zou kunnen onderzoeken. Een van hun meer speelse producten was de Psyleron Mind Lamp, een lamp die van kleur wisselt als de resultaten van de ingebouwde REG even afwijken van de standaard verwachting. Lees vooral de gebruikerservaringen op de Psyleron Mind Lamp pagina.
De Mind Lamp van Psyleron. Verandert van kleur door aandacht, lijkt het. Helaas niet meer te koop.
Het boek ‘The Selection Effect’ van Herb Mertz is een verslag van zijn fascinatie met kwantum nummer generatoren en hoe hij daar invloed op probeert te ontwikkelen. Hij constateert dat hij dat inderdaad kan maar dat die invloed vervliegt zodra het speelse element verdwijnt uit zijn pogingen en hij te serieus wordt. Hij opent zijn boek met een verslag van een experiment dat beslist lijkt thuis te horen in de categorie bijzondere experimentator effecten. Dat experiment is uitgevoerd in 2013 door professor Garret Moddel van de universiteit van Colorado Boulder, een van zijn studenten, James Zhu, en Adam Curry van de Psyleron Company.
De Colorado onderzoeksvraag: Is een machine bewust?
De vraag was of een machine, zoals een QRNG genoemd mag worden, aan ‘voelt’ komen dat hij wordt uitgezet en dat in zijn reactie laat merken. Een QRNG is gebaseerd op een kwantumfysisch proces en de uitvoer ervan, een 0 of een 1 is volgens de kwantumfysica fundamenteel onvoorspelbaar. De enige manier waarop een QRNG kan ‘reageren’ is een afwijking in de gegenereerde rij van enen en nullen. Die rij is dus volstrekt willekeurig, de kans op een 0 – of een 1 – is niet afhankelijk van de serie nullen en enen daarvoor. De kans op een serie van bijvoorbeeld 20 opeenvolgende nullen is kleiner dan 1:1.000.000. De verwachting voor de gemiddelde waarde van een serie enen en nullen is 0,5. Als de afwijking van de verwachte gemiddelde waarde van zo’n serie statistisch significant wordt, kun je spreken van een reactie van de QRNG. Dit is overigens precies wat er gedaan wordt in het Global Consciousness Project. Over de wereld verspreid staan QRNG’s continu nullen en enen te produceren (de zogenaamde EGG sites) en wordt er real-time gekeken of er belangrijke afwijkingen van de gemiddelde waarde van de bit-rijen optreden en of die gecorreleerd zijn met belangrijke globale gebeurtenissen met aanmerkelijk emotionele impact. En het blijkt dat dat zo is. Op zich al opmerkelijk. En genegeerd in veel academische kringen die nog vastzitten in een puur materialistisch wereldbeeld.
Global Consciousness Project: Cumulatieve afwijking over 12 jaar van de standaard verwachting
Er zijn vele experimenten gedaan om te testen of mensen een negatieve gebeurtenis aan voelen komen. Dat wordt gedaan door proefpersonen die voor een beeldscherm zitten, vijf seconden nadat ze een toets hebben ingedrukt, een afbeelding te tonen. De getoonde afbeelding kan neutraal of emotioneel aangrijpend zijn. Via de QRNG in de computer wordt vijf seconden na het indrukken van de toets een willekeurige afbeelding gekozen en getoond uit een database met evenveel neutrale als emotionele afbeeldingen. Via monitoring van de fysiologische zaken als hartslag en/of huidweerstand kan onderzocht worden of de proefpersoon al vóór het tijdstip dat de QRNG kiest onbewust voelt wat er aankomt. In dit soort voorgevoel experimenten is dat inderdaad aangetoond. Lees het voorgevoel experiment onderzoek van Dean Radin van 2004. Het wordt ook besproken in mijn boek.
De bewaker en de gevangene
Het idee van Garret was dat als een machine met een ingebouwde QRNG iets van bewustzijn bezat, dat deze het onaangenaam zou vinden om uitgezet te worden, en dat die ook, net als die menselijke proefpersonen, een voorgevoel zou hebben en in die laatste paar seconden voor het uitschakelen zou reageren met een meetbare afwijking in de gegenereerde serie nullen en enen.
Het onvoorspelbaar aan- en uitschakelen van de QRNG werd gedaan door een tweede QRNG, de bewaker. Het slachtoffer, de eerste QRNG, is de gevangene. De gegenereerde nullen en enen van bewaker en gevangene werden geregistreerd. Het hele apparaat was uit en te na getest op correct functioneren, er waren ‘nul’-testen gedaan, het experiment kon beginnen. De verwachtingen waren gespannen. Het apparaat werd ‘s avonds aangezet en de volgende dag zouden de resultaten bekeken worden.
En ziedaar, de volgende ochtend bleek dat de ‘gevangene’ kort tevoren al reageerde op de in principe onvoorspelbare tijdstippen dat de ‘bewaker’ de ‘gevangene’ uitschakelde. Statistisch zo significant dat de uitslag niet te negeren was als een toevallige storing in de experimentele opstelling. Had men hier een ontdekking gedaan die over de hele wereld stof zou doen laten opwaaien in universiteiten en laboratoria die onderzoek doen naar bewustzijn en zijn effecten? Nog even wachten was wel verstandig dus en nog maar een nachtje laten draaien. De tweede dag was de uitslag zo mogelijk nog sterker. De derde nacht leverde weer hetzelfde resultaat, de gevangene reageerde steeds kort voordat die werd uitgeschakeld met een significant afwijkende serie nullen en enen.
De serieus wetenschappelijke aanpak
Nu werd het inderdaad hoogst interessant. Mogelijk lag er een publicatie in wetenschappelijke tijdschriften in het verschiet. Maar daar zijn strikte voorwaarden aan verbonden ten aanzien van de testprocedures. Heeft de lengte van het interval tussen uit en aan invloed bijvoorbeeld? De frequentie van de gegenereerde nullen en enen misschien? De manier van uit en aanschakelen? De experimentatoren draaiden aan de knopjes, verdubbelden de frequentie en dan maar weer een nachtje wachten op het resultaat. Het resultaat was nu ineens dat de afwijkingen in het gedrag van de gevangene niet meer vertoond werden. De frequentie halveren dan. Ook nu weer geen resultaat. De frequentie weer op de oorspronkelijke waarde zetten dan. Ook nu bleef het resultaat nul-komma-nul. Het effect was en bleef weg.
Wat was er veranderd?
Het vermoeden van Mertz, en ook het mijne, is dat op het moment dat de experimentatoren ‘echt’ wetenschappelijk aan de slag gingen hun onbewuste verwachtingspatroon zich wijzigde. Met andere woorden, dat de verwachtingen van de experimentatoren in het begin van het experiment, toen onbevangen open nieuwsgierigheid een belangrijke rol speelde en academische wetenschappelijk aantoonbaarheid nog niet zo, veranderd waren in academische doelen. Het was geen spel meer maar ernst. Met een rol spelen bedoel ik dat de experimentatoren met hun verwachtingen de uitkomst van het kwantumproces van de QRNG, de gevangene, beïnvloedden en wel zo dat die significant veranderde in de korte tijd voordat de bewaker de gevangene uitzette.
Naar mijn mening deden de geesten van de onderzoekers, of van minimaal één van hen, twee dingen. De eerste was het voorvoelen van het afsluiten van de gevangene in de toekomst, het tweede de beïnvloeding van de gevangene REG om een reeks bits te produceren afwijkend van de normaal gelijkmatig verdeelde waarden.
Toch geen panpsychisme?
Het panpsychisme, alle materie is bewust, wordt populairder bij de filosofen. Volg de podcasts van Wouter van Noort en Jessica van der Schalk over het mysterie van het bewustzijn. Jammer voor de panpsychisten dat het bewaker en gevangene experiment zo teleurstellend afliep toen de onderzoeksmethoden werden aangescherpt. Maar ik vermoed toch dat het bewustzijn en met name de verwachtingen van de onderzoekers hier een rol speelden.
Wouter van Noort, NRC journalist schrijft in de NRC, is LinkedIn-influencer en heeft een eigen zondagse nieuwsbrief,Transcend, over wetenschap, toekomst en over onderzoeken die de grenzen van wetenschap laten zien. Hij houdt zich druk bezig met het mysterie van het bewustzijn en signaleert een toenemende belangstelling voor bewustzijn in harde wetenschap en filosofie. Is het primair, is bewustzijn overal in de natuur aanwezig (panpsychisme), is het een kwantumeffect?
De kern: onze verhouding met de natuur gaat waarschijnlijk echt een andere fase in, en dat is niets te vroeg. In allerlei vakgebieden doemen radicale ideeën op over de fundamentele verbondenheid van mensen met de rest van de natuur. Het is allemaal nog behoorlijk hypothetisch en er is ook veel kritiek op, maar er begint wel behoorlijk wat te schuiven in het wetenschappelijke denken.
Wouter heeft een gratis nieuwsbrief, Future Affairs. Aanstaande zaterdag zet hij de beste artikelen over onderwerpen betreffende bewustzijn op een rij, plus een samenvatting van de inzichten van het live-event van 29 april jongstleden – NRC Future Affairs Live bij Leiden City of Science 2022 . Abonneer je hier op Wouters nieuwsbrief Future Affairs. Hieronder de YouTube registratie van dit gebeuren (4 uur).
Waarom het materialisme de oorzaak is van de rampzalige toestand van de wereld en de mensheid, en wat eraan te doen
Aan het begin van een cursus Kwantumfysica en Bewustzijn voor leerlingen van de Academie voor Geesteswetenschappen in Utrecht poneerde ik bovenstaande uitspraak. Aan het eind van de cursus, de laatste les, werd – terecht – om een toelichting op die uitspraak gevraagd. Dat leidde tot een stevige discussie die niet helemaal bevredigend verliep, waarop ik besloot om mijn standpunt maar eens uitgebreid toe te lichten. Bij deze dus.
Dat materialisme ons naar de afgrond leidt is mijn persoonlijke overtuiging. Onder hardmaterialisme, ook wel fysicalisme genoemd, versta ik het diepe overtuiging dat de wereld volledig verklaard kan worden met materie en alle interactie tussen materie. Om misverstanden hierover te voorkomen, dit betekent niet dat ik vind dat mensen met zo’n er-is-alleen-materie visie slechte mensen zijn. Materialisten zijn beslist geen slechte mensen met kwaadaardige bedoelingen, maar meestal – in mijn opinie – verkeerd geïnformeerd. Het kunnen heel goed bijzonder aardige, empathische, verantwoordelijke en eerlijke mensen zijn.
Ik zal hieronder in een aantal logische stappen uiteenzetten waartoe materialisme ons leidt en waarom ik dat desastreus acht.
Het materialistisch postulaat en zijn conclusies over de wereld
Zuiver materialisme, gaat uit van het postulaat dat de wereld volledig verklaard kan worden met materie en alle interactie tussen materie. Dat postulaat leidt stapsgewijs tot de volgende logische conclusies:
Bewustzijn kan alleen een product zijn van materie want er is alleen materie. Bewustzijn is daarom een emergente eigenschap van een complex brein.
Dat betekent dat er een complex brein nodig is voor bewustzijn. Alles wat geen complex brein heeft, bezit dus geen of weinig bewustzijn. Hoe minder complex het brein, hoe minder het bewustzijn. De mens heeft het meest complexe brein en daarom ook het meest complexe bewustzijn (op aarde) en is dus superieur aan alle andere vorm van leven.
Bewustzijn, als product van een complex brein, sterft met de dood van het fysieke lichaam en het brein.
Het leven, dus ook bewustzijn, kan alleen ontstaan zijn door louter toevallige combinaties van materie. Leven en bewustzijn zijn daarom een toevallig verschijnsel in een onverschillig universum.
Leven is daarom een in principe louter mechanisch verklaarbaar verschijnsel.
Erfelijkheid, een kenmerk van leven, is een mechanisch verklaarbaar verschijnsel. Wijzigingen in de erfelijke eigenschappen zijn een gevolg van toevallige mutaties.
Evolutie, het geleidelijk ontstaan van steeds complexere organismen, geschiedt door mechanische toevallige effecten. Het meest geschikte organisme heeft de grootste kansen om zijn door mutatie veranderde erfelijke eigenschappen door te geven aan de volgende generatie. De minder voor overleven geschikte erfelijke mutaties sterven automatisch uit.
Hoewel er op die manier zeer complexe organismen kunnen ontstaan, eventueel met bewustzijn, moet dit uiteindelijk op blind toeval berusten. Een andere verklaring is er niet en is ook niet nodig.
Blind toeval, samen met de basis eigenschappen van materie zijn daarom de enige werkelijke factoren in het universum.
Vrije wil is een illusie.
Er is daarom geen doel te bekennen in het universum. Het is zinloos.
Er is ook geen goed en kwaad te bekennen in het universum aangezien goed en kwaad geen eigenschappen van de materie zijn en daar ook niet van afgeleid kunnen worden. Ethiek, ideeën van goed en kwaad, hebben geen materiële basis.
Bovenstaande uitspraken zijn geen overtuigingen van mij maar logische afleidingen van het materialistische postulaat. Dezelfde stellingen kun je terugvinden in de publicaties van Richard Dawkins (The Selfish Gene) en Daniël Dennet (Darwin’s Dangerous Idea). Verder vind je ze terug bij Nederlandse neurologen als Dick Schwaab (Wij zijn ons brein), Ciriel Pennartz (De code van het bewustzijn) en Victor Lamme (De vrije wil bestaat niet).
Alles is geoorloofd in het materialistisch perspectief
Uit de laatste drie conclusies – 10,11 en 12 – die door genoemde aanhangers van de materialistische visie op de wereld volledig onderschreven worden – leid ik dan het volgende af:
Elk individueel organisme is daarom volledig vrij om zijn eigen doel te bepalen en te bereiken. Als andere organismen daarbij in de weg staan hebben ze pech gehad.
Met andere woorden: alles is geoorloofd. Als andere organismen daaronder lijden is voor het organisme dat dat lijden veroorzaakt alleen van belang als het daar zelf weer nadeel van ondervindt.
Liefde, empathie zijn prettige gevoelens maar niet nodig, een luxe.
Ongebreidelde sociopathie, machtswellust, hebzucht, uitputting van natuurlijke bronnen, oorlogen, onderdrukking, uitbuiting, uitsluiting van de ander en zelfs het martelen of doden van de ander zijn verdedigbaar in het puur materialistische perspectief. De natuur is niet anders.
Het kan best zijn dat deze conclusies u tegenstaan. Gelukkig maar. Maar zijn ze onlogisch? Ze ondersteunen wel de ongebreidelde hebzucht die steeds sterkere vormen aanneemt waardoor de sociale ongelijkheid en de concentratie van kapitaal in de wereld steeds sterker alarmerende vormen begint aan te nemen.
The Matter with Things – materialisme deugt niet
Deze welsprekende, haast poetische quote uit ‘The Matter with Things’ van Iain McGilchrist lijkt me hier daarom uitstekend van toepassing:
The business of life then becomes like a dance watched by a deaf person: puzzling, pointless and somewhat absurd. Death becomes just the meaningless end of a life itself without meaning. Goodness becomes mere utility, and suffering just frustration of utility. Eros becomes just lust; longing just want; sleep and dreams an inefficiency that we should do away with if we could; art a toy; the natural world a heap of resource; and wonder merely a measure of our failure, rather than, as I believe it to be, a measure of our insight.
Daarom: Materialisme deugt niet.
Daarbij: Het is niet experimenteel aangetoond. Het is een dogma. Een onbewezen geloof. Het is niet alleen een geloof, maar ook kortzichtig. Materialisme biedt geen geloofwaardige verklaring voor kwantumverschijnselen zoals bijvoorbeeld het waarnemer effect bij de dubbelspleet, verstrengeling aangetoond bij alle Bell experimenten en de beïnvloeding van kwantum toevalsgeneratoren (QRNG) door de intentie van de waarnemer. Wie even met een open geest, die bereid is om de materialistische kijk op de wereld los te laten, nadenkt over hypotheses als decoherentie, multiversa, superselectie en spontane ineenstorting zal kunnen inzien dat dat allemaal niet bijster geslaagde pogingen zijn om de materialistische visie te redden. Overigens heeft de materialistische visie ook geen echte verklaring voor de evolutie van het leven, hetgeen steeds pijnlijker begint te worden gezien de recente ontdekkingen in erfelijkheidsonderzoek waar organismen, eencelligen maar ook meercelligen, actief en intelligent hun eigen erfelijke eigenschappen blijken aan te passen in antwoord op de uitdagingen van hun omgeving.
Nogmaals, dat wil natuurlijk niet zeggen dat materialisten niet deugen. De meeste mensen deugen, ook als ze materialistische opvattingen hebben. Maar dit zegt wel iets over waartoe dit beeld van de wereld uitnodigt. Is het dan vreemd dat we in deze tijd aan de rand van een catastrofe staan, ondanks alle goede bedoelingen van de meeste mensen?
Maar is het primair bewustzijn ook niet gewoon een hypothese?
Inderdaad. Primair bewustzijn veronderstellen is ook een hypothese en omdat het niet experimenteel bewezen kan worden is het net zo goed een postulaat als het postulaat van het materialisme. Maar het is wel zo dat het postulaat van het primaire bewustzijn uitstekende verklaringen biedt voor in de materialistische visie onbegrijpelijke kwantumfysische effecten. Daarom heeft het mijn voorkeur. Een hypothese die geen verklaringen biedt voor experimenteel waargenomen effecten is wat mij betreft een slechte hypothese.
In de kwantumfysica wordt steeds weer bevestigd dat de informatie die een experiment kan opleveren bepaalt waar het onderzochte object opduikt, hoe het zich gedraagt en hoe het zich gedragen heeft. De werkelijkheid gedraagt zich niet materieel maar veel meer als een dynamisch en interactief veld van potentie. Informatie inclusief haar betekenis is typisch iets dat zich in het bewustzijn ophoudt. Dat effect, de waarnemer manifesteert middels zijn waarneming het waargenomene, is alleen goed verklaarbaar als bewustzijn veel meer is dan een emergent verschijnsel van materie.
Als we ervan uitgaan dat bewustzijn primair is en materie een uiting is van dat bewustzijn ontstaat een heel ander beeld, verliest het materialisme zijn overtuigende kracht en kunnen we hopelijk aan de slag gaan om een wereld te creëren die niet – zoals het er nu uitziet – op de afgrond afstormt.
Soms kom ik in een boek, dat eigenlijk niet over kwantumfysica gaat, ineens een tekst tegen die mij juist bijzonder aanspreekt in het kader van mijn idee dat de kwantumfysica een belangrijke boodschap heeft voor de mensheid die tot op vandaag door het merendeel van de wetenschappers nog niet is erkend.
Een wetenschapper van formaat
Malcolm Lyall-Watson is een wetenschapper van breed formaat. Hij is botanist, zoöloog, bioloog, antropoloog, paleontoloog en etholoog. Hij was o.a. directeur van de dierentuin van Johannesburg en heeft natuurseries voor de BBC geproduceerd. Watson is een avonturier én een boeiend verteller. Dat heeft geresulteerd in een serie boeken waarvan ik er kortgeleden pas één heb gelezen en dat smaakt naar meer.
Het gaat mij hier om een passage in zijn boek ‘Gifts of Unknown Things’ waar hij de kwantumfysica in drie pagina’s bijzonder helder uit de doeken doet in een poging tot verklaring van zijn belevingen op een klein Indonesisch eiland waar de lokale bevolking bijzondere verschijnselen als onderdeel van het dagelijks leven aanvaard. Ik kan het volledige boek aanraden, alleen al om het soepele leesplezier ervan.
Het boek als metafoor van de toestandsgolf
Maar dan hier het stuk waar het omgaat: Watson presenteert hier een heel goed begrijpelijke metafoor over de kwantumfysische werkelijkheid als een boek waar elk paar bladzijden een van de oneindige mogelijke toestanden van het universum bevat. Waar het boek openvalt is onvoorspelbaar maar het boek is zodanig gebonden en gebruikt dat het wel een voorkeur vertoont voor zekere bladzijden. Zolang het boek nog dicht ligt is alles mogelijk, alle bladzijden – alle mogelijkheden – zijn nog open. Dat is de situatie dat de toestandsgolf nog niet is ingeklapt. Het openen van het boek is dus de meting, de waarneming van de waarnemer waarbij slechts één paar bladzijden nu leesbaar is. Maar eigenlijk is dus alles mogelijk. Sumo – die in de tekst genoemd wordt – is een van de bewoners van het eiland die vanwege zijn geloofssysteem niet kan aanvaarden wat hij ziet totdat een dramatische afloop nodig is.