Waarom gehoorzaamt de natuur toch aan wiskundige formules?
Sinds Galileo Galilei kennen we het idee van de mathematische wetten van de natuur. Een natuur die zich aan de exacte mathematische formuleringen ervan houdt. Onveranderlijke dwingende voorschriften waar de natuur zich aan te houden heeft. Het is sinds Galilei mogelijk gebleken om mathematische beschrijvingen van die wetten op te stellen. Het is de taak geworden van de fysicus om die te vinden zodat we het gedrag van het universum met steeds grotere precisie kunnen voorspellen. En ja, de toekomst kunnen voorspellen, dat willen we maar al te graag. Daar heeft de kwantumfysica trouwens wel een spaak in het wiel gestoken maar de troost daar is dat de toekomst van grote voorwerpen nog wel goed te voorspellen valt, hoe groter hoe preciezer, maar in het kleine verliezen wij die mogelijkheid.
Een kleine greep uit die ‘wetten’ die wij sinds Galilei ‘ontdekt’ hebben:
- Actie en reactie zijn even groot en tegengesteld.
- De eerste wet van Newton – de traagheidswet: Een voorwerp waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of beweegt zich rechtlijnig, met een constante snelheid voort.
- Behoudswet van energie en massa. De hoeveelheid massa (plus energie) in het universum is constant. Er komt niets bij er gaat niets af. Massa is gestolde energie.
- Relativiteitswetten: De tijd gaat langzamer in een zwaartekrachtveld. Hoe groter de zwaartekracht hoe langzamer de klok tikt.
- De tweede wet van de thermodynamica: De entropie van een gesloten systeem kan alleen maar afnemen. Dat betekent in eenvoudige woorden dat de samenhang van de onderdelen van dat systeem, omdat het gesloten is, noodzakelijk uiteindelijk in chaos vervalt.
- Onzekerheidswet van Heisenberg: Hoe groter de precisie waarmee de plaats van een object vastgesteld kan worden, hoe kleiner de precisie wordt waarmee we de snelheid kunnen vaststellen. En andersom.
- Kwantumwet: De plaats en de snelheid van een object in tijd kunnen worden beschreven als een golf van mogelijkheden. De toestandsgolf. Die golf is – zonder grenzen – uitgebreid in tijd en plaats. Het is een golf van potentie. De intensiteit van die golf op een bepaalde plaats en tijd geeft de grootte van de kans aan dat we het object op die plaats en tijd bij een waarneming met een (on)zekere snelheid zullen aantreffen. Dit is eigenlijk geen wet maar een uiterst succesvolle interpretatie van de betekenis van de oplossing van de Schrödinger toestandsvergelijking. Experimenten hebben bevestigd dat het object vóór die waarneming nog geen snelheid en plaats heeft. Het bestaat dus vóór die waarneming nog niet.
Al deze wetten – en meer – die de mensheid in de laatste eeuwen ontdekt heeft zijn in mathematische formuleringen vastgelegd. Het gedrag van de natuur kan blijkbaar beschreven met wiskundige formules. Eigenlijk is dit een volslagen passief beeld van het universum. Het kan alleen maar re-ageren. Het heeft geen keuze in zijn reacties. Deze reacties volgen dan ook langs onwrikbare vaste wetten die zich laten beschrijven met de wiskunde. Veel prominente fysici hebben daar al hun verbazing over uitgesproken. De algemene opinie is dat de natuur zich altijd en overal maar aan deze wetten heeft te houden. Basta. Dat is de bron van de volgende uitspraak van Pierre-Simon Laplace (1814).
We kunnen de huidige staat van het universum beschouwen als het effect van zijn verleden en de oorzaak van zijn toekomst. Een intellect dat op een bepaald moment alle krachten zou kennen die de natuur in beweging zetten, en alle posities van alle objecten waaruit de natuur is samengesteld, zou, als dit intellect ook groot genoeg was om deze gegevens aan analyse te onderwerpen, in één enkele formule de bewegingen van de grootste lichamen van het universum en die van het kleinste atoom kennen.
Voor een dergelijk intellect zou niets onzeker zijn en de toekomst zou net als het verleden onmiddellijk bekend zijn.
Dat alles in principe voorspelbaar zou zijn betekende niet alleen het einde van het toeval en van de vrije wil, maar ook dat die demon van Laplace in feite machteloos is. Hij weet alles maar moet werkeloos toezien op het verloop van de gebeurtenissen. Je zou bijna medelijden met hem krijgen. De uitspraak van Laplace is van vóór de ontdekking van de kwantumfysica, die de onvoorspelbaarheid van de natuur op atomaire schaal tot fundamenteel verklaart, maar heeft nog steeds een grote invloed op het denken.
Dat de mathematische formuleringen die we gevonden hebben tot wetten gepromoveerd zijn illustreert de behoefte van de mens aan zekerheden. Als iets maar vaak genoeg gebeurt dan maken we daar een zekerheid van. Net als die kalkoen die iedere dag vers voer krijgt van de boerin, dat tot een wetmatigheid zou kunnen verklaren – tot zijn verrassing met Kerstmis. Rupert Sheldrake werpt ook in onderstaande presentatie de knuppel in het kalkoenhok door te verklaren dat de zogenaamde natuurwetten ook maar gewoontes zijn van de natuur.
Zelfs God doet er beter aan zich aan de natuurwetten te houden
Wat is de plaats van God in dit alles? Voor de God die ons door de meeste religies is voorgeschoteld lijkt dat niet heel veel anders dan die van die arme demon. Alleen kan die God dan wel ingrijpen. Wat betekent dat hij de wetten van het universum op dat moment terzijde schuift. Iets wat we liever niet hebben, aangezien dat ons machteloos maakt. Wij hebben liever dat God zich aan de wetten houdt, dan hebben wij tenminste nog de (schijn)zekerheid van de uitkomsten van ons handelen, al staan we dan tegenover een almachtige entiteit, nietwaar?
Het verleden wordt vastgelegd door de waarneming in het NU
In de uitgestelde keus experimenten, die ik ook op deze website elders uitvoerig bespreek, is vastgesteld dat pas op het moment van waarneming wat in het verleden is gebeurd NU wordt vastgelegd. Kijk ook naar mijn Schrödinger stopwatch in gesloten doos gedachte experiment. Dat is makkelijker te begrijpen en zegt hetzelfde. Het verleden wordt bij waarneming vastgelegd in overeenstemming met de kennis die op dat moment tot onze beschikking staat. Daarvóór bestond dat verleden nog niet,
Dat is de onontkoombare conclusie van de uitgestelde keus experimenten. Als wij bij het dubbele spleet experiment kennis kunnen hebben van de spleet waar het foton doorheen gaat dan zal de toestandsgolf die dat foton beschrijft ook alleen maar door één spleet gaan. Ook als die kennis pas later tot ons komt. Dat volgt uit de uitkomsten van de uitgestelde keus experimenten. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat die uitkomst in strijd kan zijn met op later tijdstip opgedoken informatie. Dat zou een noodzakelijke aanpassing van het verleden en dus echte retro-causaliteit inhouden. Dat nog ongeziene informatie van invloed op de uitkomst van een experiment is, is een verbluffende maar onontkoombare conclusie. Het universum moet dus op de hoogte zijn van onze mogelijke kennis! Dit is inderdaad congruent met de wet van behoud van informatie die de kwantumfysici ontdekt hebben.
Overigens vormt dat creëren van het verleden bij waarneming ook een verklaring voor de schijnbare retrocausaliteit die optrad in de parapsychologische experimenten van Helmut Schmidt en Marilyn Schlitz waarvan ik er twee ( 1 en 2 ) uitgebreid beschrijf in mijn berichten.
Een intelligent en intentioneel opererend universum
Het universum zorgt er met andere woorden voor dat het allemaal achteraf klopt met de verwachtingen die wij ervan hebben op grond van beschikbare kennis, al is die op dat moment nog niet door ons gekend. Dat is wat mij betreft indrukwekkend intelligent gedrag van het universum. Het is dus op de hoogte van de kennis die tot onze beschikking staat en van onze verwachtingen op grond daarvan en zorgt er dan voor dat de gebeurtenissen met die kennis overeenkomen. Ook al ligt die kennis bij wijze van spreken nog ongezien maar wel beschikbaar in een la.
Dus die la is dan niet ongezien door het universum. En dat betekent dan uiteindelijk dan het Universum/God/de Bron/de Ene, wél een keus had en dus ingreep. Of dacht u soms dat die bron waar dit alles uit voorkomt geen keus had, dat die in hetzelfde parket zit als die betreurenswaardige machteloze demon van Laplace? Het universum grijpt dus voortdurend in op grond van mogelijke kennis – informatie dus – en onze verwachtingen.
De wet van behoud van informatie
En zo zijn we aangeland bij een wet die we niet genoemd hebben in het rijtje waar mee we begonnen. Een wet die de kwantumfysici in de loop van de vorige eeuw ontdekt hebben en net zo serieus nemen als de andere behoudswetten: Van een gesloten systeem is de totale hoeveelheid informatie constant. Fysici hebben ontdekt dat informatie een fysieke realiteit is en dus aan de behoudswetten moet voldoen. Ze drukken daarbij de informatie van een systeem uit in groepen van nullen en enen, bits dus.
Vertaal dat wat deze fysici onder informatie verstaan rustig in beschikbare kennis, de kennis die we kunnen verkrijgen over het systeem als we dat gaan onderzoeken. Maar ook die wet is dus niet een wet waar het universum maar blind aan heeft te gehoorzamen. Het is juist bijzonder actief bezig om ervoor te zorgen dat de beschikbare kennis klopt met wat er gebeurt.
De natuurwetten die wij ervaren zijn dus het gevolg van intelligent en intentioneel gedrag van Het Universum/God/de Bron/De Ene. Dat betekent dat die Bron alles wat er in het zichtbare en onzichtbare universum plaatsvindt tot in het allerkleinste detail in de gaten houdt en bestuurt, zodat wat wordt ervaren overeenkomt met de verwachtingen en kennis van elk waarnemend wezen in dat universum. En dat betekent mijns inziens dat als wij onze verwachtingen bijstellen, dat er geluisterd wordt.
Het wordt tijd om iets aan onze verwachtingen te doen
Onze verwachtingen zijn voor velen, op dit moment in de geschiedenis, die welke voortkomen uit het beeld van een verbijsterend groot maar volledig onverschillig universum, waar wij volslagen toevallig in verzeild zijn geraakt. Daarvan uitgaande zullen we er dan maar, in dat ene leven dat we hebben, het beste van moeten maken waarbij dat ‘beste’ sterk wordt beperkt door die oppermachtige onbuigzame natuurwetten. Het wordt daarom hoog tijd dat wij die verwachtingen bijstellen. Ik vermoed sterk op grond van het intentionele enoplettende karakter van het universum dat daarnaar geluisterd zal worden.
Elke waarnemer is een ander perspectief van én op het universum
En wat zijn wij, die waarnemers van het universum dan? Dat zou best eens het universum zelf kunnen zijn. Ik denk dat de gelijktijdigheid van al die waarnemingen daarbij voor het universum geen enkel probleem is. Het creëert de tijd immers zelf. Zie Schrödinger’s stopwatch. Het Unix operating systeem voor computers heeft daar overigens ook geen problemen mee vanwege de enorme snelheid van de processor, als ik daar een oneerbiedige vergelijking mee mag maken. Elke waarnemer is dan een eigen uniek perspectief van het universum op zichzelf, een bewust individueel kijkgaatje naar zichzelf.
Dat is meteen ook de oplossing van het consensus-probleem in de kwantumfysica dat Eugene Wigner – Nobelprijs winnaar natuurkunde – ertoe bracht om zijn overtuiging dat het bewustzijn een rol speelt in de reductie van de toestandsgolf – de kwantumcollaps – te laten varen. Hij verwarde zijn bewustzijn met dat van het universum.
Dat de natuurwetten regelmatig geschonden worden is eigenlijk overduidelijk. Dat is wat wij, die kijkgaatjes, wonderen noemen. Die zijn zo vaak en door meerdere getuigen beschreven en vastgelegd dat het tijd wordt dat wij meer gaan ‘geloven’ in Het Universum/God/de Bron/De Ene dan in die onveranderlijke onverschillige natuurwetten.
Met geloven bedoel ik echter niet dat het kritisch denken wordt opgeschort, integendeel.
Ir. Paul J. van Leeuwen MSc studeerde af in de technische natuurkunde in 1974 aan de TU Delft. Kwantumfysica was nog geen onderdeel van zijn curriculum toen. Hij behaalde tijdens zijn werk in de automatisering in 1993 een master of science in kennistechnologie bij het CIBIT verbonden aan de Utrechtse universiteit. Momenteel geeft hij cursussen kwantumfysica en bewustzijn aan de Academie voor geesteswetenschappen in Utrecht.
“Het verleden wordt bij waarneming vastgelegd in overeenstemming met de kennis die op dat moment tot onze beschikking staat. Daarvoor bestond dat verleden nog niet.”
Hiervan uitgaande – waar m.i. iets heel redelijks in zit – wordt de bijl gelegd aan de juistheid van onze waarneming. EN aan de zelfverzekerdheid waarmee wij onze waarneming (dat wat wij MENEN te zien) als absoluut geldig verklaren. Want: je ZIET het toch? Wiskunde is daarbij geen uitkomst, want is een doorrekening van wat wij waarnemen. We weten dat de speelsheid van onze gedachtenvorming in slaaptoestand zich vanuit bekende ervaringen naar zich daar steeds verder van ons af rakende werkelijkheden ontwikkelen (dromen – voorspellingen van de werkelijkheid). Dat wat wij meenden te beleven in de droom wordt bij het wakker worden gaandeweg hersteld door het verifiëren met wat we (gewend zijn om) waar te nemen. Maar nu wordt de vraag gesteld of wat we waarnemen op zich genomen WAAR is of dat we WAARHEID maken. Bij bestudering van oude volken is bekend dat men vroeger bijvoorbeeld goden werkelijk als bestaand ervaarde. Zij leefden daadwerkelijk onder de mensen. Dat vinden we nu vreemd. Of, dat wij zelf over het hoofd zagen dat een weggeworpen bal niet zuiver horizontaal vloog en daarna op de grond plofte. Dat is echt niet juist. Wij zien wat wij gewend zijn te zien, willen zien, kunnen zien. M.i. zijn er wat dat betreft talloze waarnemingsverschillen, die de verschillen tusen groepen mensen verklaren. En waarvan niet eenvoudig kan worden gesteld welke meer waar is dan de ander. Een dergelijk inzicht betekent nogal wat voor de wereld en hoe om te gaan met verschillen..
“Hiervan uitgaande – waar m.i. iets heel redelijks in zit – wordt de bijl gelegd aan de juistheid van onze waarneming.”
Beste Karel,
Juist niet. De waarneming bepaalt wat er gebeurde. Hoe goed wij ons dat herinneren is wel de vraag. De bijl wordt gelegd aan ons idee van permanente materie, aan ons idee van tijd, en hoe de wetten van de natuur werken.
Ik kan het nog niet helemaal volgen (navertellen), maar vindt dit wel mateloos boeiend. Dankjewel Paul!
Een paar jaar geleden schreef ik:
‘Volgens de kwantumtheorie verkeert een subatomair ‘deeltje’ vóór het wordt waargenomen in verschillende staten. Zodra het is waargenomen neemt het ogenblikkelijk een enkele positie in.
John Wheeler vermoedde dat dit ook voor de macrowereld geldt, dat: ‘geen fenomeen een reëel fenomeen is totdat het een waargenomen fenomeen is’ en ‘we deelnemers zijn aan het tot stand brengen van niet alleen het nabije en hier, maar ook van het ver weg en lang geleden.’
Laboratoriumtesten in 1984 en 2007 bewezen Wheeler’s gelijk, waarnemersbewustzijn is vereist om het universum te laten bestaan. Als waarnemersbewustzijn samenhangt met (menselijk) leven dan betekent dit dat vóór het bestaan van leven de aarde in een onbepaalde staat verkeerde en een universum vóór het het bestaan van leven alleen retroactief kan bestaan.
Wheeler stierf in 2008 op 96-jarige leeftijd. In 1981 schreef hij: ‘We zijn niet langer tevreden met inzichten in deeltjes, of krachtvelden, geometrie, of zelfs ruimte en tijd. Vandaag eisen we van de fysica enig begrip van het bestaan zelf.”
De ‘eerste oorzaak’ is (de eerste) bewuste waarneming, ‘er zij licht’ is ‘er zij bewustzijn’. De vraag betreft nu het ontsteken ervan.
En daarop lopen we vast, net zoals alle religies antwoorden schuldig blijven. We kunnen uitgaan van een Albewustzijn dat door dissociatie vele bewustzijnen laat bestaan – we zijn stukjes Albewustzijn(/God) – maar het waarom/waardoor van het Albewustzijn zelf blijft onbeantwoord.