The One

De grond van de wereld

Fysici beginnen langzamerhand in te zien dat de kwantumfysica meer over de wereld te vertellen heeft dan dat de kwantummechanica een weergaloos goede voorspeller is van fysieke verschijnselen. Het boek ‘The One’ van Heinrich Päs, professor theoretische fysica aan de TU Dortmund, is daar een uitnemend voorbeeld van. Hij komt tot de conclusie dat de kwantumfysica pas goed te begrijpen valt als we het bestaan van het kwantumuniversum accepteren als de grond van de wereld die wij waarnemen.

Het kwantumuniversum is de – immateriële maar evengoed werkelijke – versie van Everett’s multiversum, metafysica dus. Päs legt uit dat het aan het publiek gepresenteerde beeld van zich eindeloos splitsende materiële universa een verkeerd beeld is, dat in de wereld gekomen is door tegenstanders van het idee. Al die mogelijke universa bestaan welzeker, maar dan als toestandsgolven die gezamenlijk door hun onderlinge superposities één toestand vormen waaruit alle oscillaties tegenover elkaar zijn weggevallen. De éne, de on-bewegende immateriële bron van alles, waar ruimte, tijd en materie niet meer bestaan, zelfs niet als gedachte, maar waar alle diversiteit uit voorkomt. De Tao van Lao Tze.

Wat is dan dat idee van Everett?

Daarvoor moeten we ons eerst verdiepen in het grootste raadsel waar de kwantumfysica ons voor plaatste, de kwantumcollaps; het einde van de – onbegrensd in ruimte en tijd uitgebreide (niet lokale) – immateriële toestandsgolf die volgens de kwantumfysica interpretatie de kans voorstelt om het materiële deeltje bij meting aan te treffen waar, bij die meting, die golf abrupt eindigt. Het einde van die golf wordt echter niet voorspeld door de mathematica die de toestandsgolf beschrijft. Hoe de meting die abrupte overgang teweegbrengt is nog steeds niet bevredigend verklaard. De verklaring die het meest wordt gegeven is decoherentie, maar dat is in feite geen verklaring. Dat is niet veel meer dan een beschrijving van wat er gebeurt; dat een samenhangend geheel – de golf – plotseling zijn samenhang verliest en er slechts één element van dat geheel – het aangetroffen deeltje – overblijft. De naam verklaart niet hoe het werkt. Päs verklaart decoherentie als een effect dat veroorzaakt wordt door het noodzakelijk beperkte perspectief van de waarnemer op de kwantumgolf van het universum, die ene totale toestandsgolf waarin de toestandsgolven van alle mogelijke universa zijn samengevat, ‘gesuperponeerd’ in de taal van de fysicus. Veel verder gaat zijn verklaring niet.

Een goede metafoor die hij gebruikt is die van een volkomen stille oceaan die vanuit een groter perspectief gezien geen beweging vertoont maar die in die bewegingloosheid evengoed het resultaat kan zijn van eindeloos veel golven die elkaar in hun totaliteit precies opheffen. Golven kunnen elkaar precies opheffen, dat is wat we destructieve interferentie noemen. In een veel beperkter perspectief wordt dan dat ene stukje van die oceaan zichtbaar als iets dat afgescheiden lijkt te zijn van de rest. Helemaal begrijpen hoe dat werkt met dat perspectief, doe ik niet maar het is een interessant beeld en het kan in elk geval dienen als bruikbare metafoor voor de uitleg van het idee. In dat geval is het dan zo dat bij decoherentie, bij meting, de toestandsgolf dus niet in het niets verdwijnt maar alleen niet meer waarneembaar is vanuit het beperkte perspectief van de waarnemer. De waarnemer ziet nog maar een deel van het totaal.

Alles is waarnemer

Dan zijn we daarmee weer bij de waarnemer aangeland. Everett’s idee is dat elke mogelijkheid in de toestandsgolf bestaat waarbij ‘bestaan’ niet een materieel maar wel een werkelijk bestaan betekent. Bij het twee-spleten experiment bestaan volgens zijn voorstel beide mogelijkheden – het object gaat door de linker spleet én het gaat door de rechter spleet – beide in hun afzonderlijke immateriële werkelijkheden. In elke versie van die twee werkelijkheden bevindt zich een immateriële waarnemer die binnen zijn werkelijkheid slechts één mogelijke toestand waarneemt. Elke waarnemer is immers een waarnemend onderdeel van zijn werkelijkheid, die daarom alleen zijn werkelijkheid waarneemt. Daarmee vervalt die onverklaarde invloed van de waarnemer op de toestandsgolf die de kwantumcollaps van die golf zou teweegbrengen, er is helemaal geen collaps. Maar in plaats daarvan zijn er nu wel twee volledig identieke waarnemers.

Ik hoop dat u hieruit begrijpt dat er bij deze verklaring geen bijzondere eisen aan de waarnemer gesteld worden, zoals een waarnemend bewustzijn, een fotocamera is al ruim voldoende. De onderliggende voorwaarde voor dit scenario is dan ook dat bewustzijn een emergente eigenschap van het immateriële maar wel werkelijke brein van de waarnemer is. Beide waarnemers in beide universa zijn in (im)materieel opzicht volledig identiek aan elkaar en hebben dan ook een identiek bewustzijn, met hun identieke herinneringen. Het enige verschil, is hun waarneming op het moment van het experiment. Daar splitst hun universum, met hun erin, in tweeën.

Wat is werkelijk?

Multiversum interpretatie van Schrödingers levende én dode kat

Dit voorbeeld van ‘splitsende’ waarnemers in hun universa is om redenen van uitleg eenvoudig gehouden, veel eenvoudiger dan in elke praktijk van een echt twee-spleten experiment aan de hand is. In de praktijk zijn er bij dat experiment namelijk vele, vrijwel ontelbare, mogelijkheden waarop het object zich op het achterliggend scherm kan manifesteren en elke mogelijkheid betekent dus een ‘afgesplitst’ universum, inclusief kopie van de waarnemer. Ik hoop dat u inziet dat behoorlijk kan oplopen. Daarom benadrukt Päs dat al die mogelijke universa niet materieel zijn, al zijn ze dan wel werkelijk. De definitie van wat werkelijk is dient daarom bijgesteld. Maar op die manier gezien wordt ook een illusie, zelfs een droom, werkelijk, al zal Päs dat niet zo bedoelen.

Het emergente bewustzijn als voorwaarde

Door het bewustzijn als emergente eigenschap van het fysieke brein te beschouwen is deze gedachtegang mogelijk, het is er beslist een vereiste voorwaarde voor, en dat stelt Päs ook herhaaldelijk in zijn boek: ‘Of course, as long as we stick to the reasonable hypothesis that our consciousness is confined within our brains, …’. Päs sluit zich – na het bewustzijn als mogelijke oorzaak van de collaps in navolging van o.a. John von Neumann wel overwogen te hebben – aan bij het vrijwel eenstemmige oordeel van de neurologen (Tononi e.a.) dat het bewustzijn een product is van het brein. Vergeet hij nu dat de neurologie bij uitstek een reductionistische tak van de wetenschap is waar hij nu zelf in dat reductionisme een revolutionaire omwenteling teweeg wil brengen?

Monisme – geen nieuw idee – als redding van de fysica?

Het idee van het bestaan van een uiteindelijke bron van de werkelijkheid die één is, die geen gescheidenheid kent, geen afzonderlijke elementen bevat, geen tijd en ruimte kent, heet monisme. Päs besteedt een groot en uitermate boeiend deel van zijn boek aan de geschiedenis van het monisme. Een opvatting die al te vinden is in de Griekse oudheid bij figuren als Thales, Plato, Parmenides, Pythagoras, Philolaus, en onder de gezamenlijke noemer Platonisme onder te brengen is. Later steekt monisme als tegenstrever van het monotheïstische maar duale beeld dat de christelijke kerk uitdraagt herhaaldelijk de kop op in figuren als Giordano Bruno, Kepler, Copernicus, Meister Eckhart, Eriugena en ook weer veel later bij Spinoza en Kierkegaard.

De sterke reactionaire onderdrukking van hun duidelijk monistische ideeën, door marteling, brandstapel, excommunicatie en sociale uitsluiting, is volgens Päs de grondoorzaak van het feit dat het idee van een niet-materiële basis van onze werkelijkheid momenteel niet erg populair is, zeker niet onder de meeste fysici, al is daar wel een verandering in houding te bespeuren. Bohr en Heisenberg hebben daar ook nog een belangrijke rol in gespeeld door met het idee van complementariteit de onderliggende werkelijkheid van de toestandsgolf als niet relevant voor fysische theorieën te bestempelen en de aldus ontstane tegenstellingen, zoals golf en deeltje, als fundamenteel, dus niet verder ontleedbaar, te beschouwen. Zaak gesloten.

Volgens Päs is dat de oorzaak dat de fysica, met haar sterk reductionistische aanpak, op dit moment in een crisis geraakt is. Het onderzoek van de grondslagen van de materie is tot nu toe gezocht in het steeds kleinere waarvoor de benodigde energieën navenant steeds groter worden. Er is een einde aan die weg van reductionistisch onderzoek en die is nu wel ongeveer bereikt. Het is daarom tijd volgens Päs om monisme als uitgangsprincipe in de fysica te introduceren. De kwantumfysica en het kwantumuniversum wijst ons daarbij de weg.

Verstrengeling als ultieme schepper van eenheid en universele liefde

Volgens Päs is verstrengeling verreweg de belangrijkste factor in het kwantumuniversum. Het zorgt voor een verbondenheid van alles met alles en dus voor de eenheid van De Ene. Individuele eigenschappen van de delen houden op te bestaan ten gunste van een sterk vereend totaal. Hij citeert de Neoplatonist John Scotus Eriugena in: ‘Just as entanglement unites the universe in quantum cosmology, for Eriugena it is “the pacific embrace of universal love” that “ gathers all things together into the indivisible unity which is what He Himself is, and holds them inseparably together”. Hier legt hij, Päs, blijkbaar een verband tussen kwantumverstrengeling en wat Eriugena universele liefde noemt. Dat doet me onmiddellijk denken aan de NDE verslagen die vrijwel altijd over de overweldigende ervaring van universele liefde gaan. Ze bestaat werkelijk. Nu kunt u protesteren dat u en uw ex een gemeenschappelijke historie hebben en dus verstrengeld moeten zijn maar dat er in de huidige relatie geen sprake meer is van liefde. Päs zou – denk ik – zeggen dat dat een kwestie is van uw beperkte perspectief.

Erkent Päs hiermee de werkelijkheid van de universele liefde? Het zou wel eens anders kunnen liggen. Door verstrengeling en universele liefde op deze manier te koppelen zou hij ook hij de laatste tot de eerste kunnen reduceren. Het wordt dan iets dat onderzocht kan worden in het laboratorium van de fysicus en waar via meting getallen aan toe gekend zouden kunnen worden. Hij zou dan hetzelfde doen dat fysici gedaan hebben met de eigenlijk onbegrijpelijke mystiek van krachten op afstand, zoals we die ervaren bij zwaartekracht, elektriciteit en magnetisme; er een ‘veld’ van maken dat mathematisch beschreven en gemeten kan worden en zodoende het verschijnsel te reduceren tot iets wat tot het materiële universum hoort, reïficeren heet dat.

Hoe konden ze dit zolang geleden al weten?

Een belangrijke vraag is dan natuurlijk hoe de oude filosofen dit principe van de grond van onze werkelijkheid al doorhadden zonder dat ze beschikten over het technische instrumentarium waarover de wetenschap nu beschikt. De oude Grieken hadden niet veel meer dan hun eigen zintuigen en hun scherpe geest. Päs gaat in zijn boek hier kort op in en veronderstelt dat de vroege en primitieve mensheid in staat was tot een directere waarneming van ‘De Ene’ dan wij en dat deze inzichten daarna van generatie op generatie zijn overgeleverd. Dat zit toch erg dicht in de buurt van de veronderstelling van de algemene validiteit van mystieke ervaringen.

Samenvatting en commentaar

Op het eind van deze boekbespreking is het goed om de ideeën van Päs nog kort samen te vatten, voorzien van mijn eveneens korte commentaar:

  1. De waargenomen werkelijkheid is een illusie en komt voort uit het kwantum universum. Dat is in elk geval een opmerkelijke uitspraak van een fysicus.
  2. Het multiversum is het kwantumuniversum en is niet materieel. Het is één. Ook dat is opmerkelijk.
  3. In de schijnbare splitsing van het universum splitst zich ook de fysieke waarnemer én zijn geest in meerdere waarnemers die elk één uitkomst waarnemen. De kwantumcollaps is daarmee de indruk die elke afgesplitste waarnemer heeft omdat elk slechts één van de vele mogelijke uitkomsten waarneemt. Dat betekent een onderliggende aanname dat de geest een product van de fysieke hersenen is en die aanname is essentieel in deze verklaring van de kwantumcollaps. Daarmee worden de grote aantallen, vaak door derden geverifieerde, waarnemingen van mensen die het lichaam verlaten bij een dreigend fysiek einde en hun omgeving correct waarnemen (de NDE)  volledig genegeerd dan wel tot illusie wegverklaard.
  4. De waarnemer is in die opvatting daarom een fysiek object zodat eigenlijk elk fysiek object een waarnemer wordt. Dat is ook de conclusie die Rovelli en Hertog op hun manier uitdragen. Waarom bepaalde objecten, zoals lenzen, spiegels en zelfs reflecterende kristallen, daarvan vrijgesteld zijn is mij niet duidelijk.
  5. Maar aangezien de fysieke werkelijkheid volgens Päs een illusie is hebben we dus een illusie die waarneemt en aldus de waargenomen illusie creëert. Wie zoiets gelooft houdt zichzelf, wat mij betreft, voor de gek.
  6. De kwantumcollaps wordt veroorzaakt door decoherentie die een effect is van het beperkte perspectief van de waarnemer. Het mechanisme van decoherentie, hoe die teweeggebracht wordt, blijft onverklaard.
  7. Gezien de interferentie die de toestandsgolf altijd laat zien wanneer die door de dubbelspleet golft moeten al die universa dus interferentie vertonen. Dat kan alleen als al die universa inderdaad zelf ook niet-materiële toestandsgolven zijn. Dan kunnen ze inderdaad interfereren met elkaar, want het zijn golven. Daarmee zijn ze dus inderdaad niet materieel en bevatten dus ook geen materiële afsplitsingen van de waarnemer. Hoe een niet-materiele toestandsgolf dan emergent bewustzijn kan produceren is een wel zeer bijzondere aanname.
  8. Zoals Päs het kwantumuniversum beschrijft zit hij al zeer dicht bij het idee van de universele geest die dit alles voortbrengt en die door vele nabij de dood ervaringen ook precies zo beschreven wordt. Hij is er bijna.

Kortom: een boeiend, leerzaam en in het algemeen eerlijk boek van de zoektocht van een kwantumfysicus naar de betekenis en de toekomst van de kwantumfysica en een hoognodig begin van een afscheid van de er-is-alleen-materie visie.