Tijd, ruimte, materie en oude wijsheid

De reductie van de toestandsgolf

De meest gebruikte interpretatie van de kwantumfysica is dat de toestandsgolf die het gedrag van deeltjes beschrijft een niet-materiële golf is, een golf die bij berekening van zijn (complexe) waarde op een bepaalde plaats x,y,z en tijd t de kans oplevert om bij meting het deeltje op die plaats x,y,z en tijd t aan te treffen. Voordat er gemeten wordt kunnen we alleen spreken van een golf van kansen, maar bij de meting verdwijnt de golf abrupt en vinden we het deeltje. Dat is de zogenaamde kwantumcollaps. Sommige fysici, zoals Sabine Hossenfelder, geven de voorkeur aan de term ‘reductie van de toestandsgolf’. Dat vind ik persoonlijk ook een veel betere benaming en ik zal uitleggen waarom.

Om te beginnen teken ik aan dat de constatering dat het deeltje is aangetroffen geen rechtstreekse waarneming is. Het is een statistisch gefundeerde uitspraak: de kans dat het deeltje zich op de gemeten plaats bevond op tijdstip t is op zijn best tegen de 100%, waaruit dan de conclusie getrokken wordt dat het deeltje daar ook concreet was. Maar je kunt dus net zo goed beweren dat de kansgolf op tijdstip t gereduceerd werd tot die zeer bepaalde locatie. In die laatste zienswijze was het dus nog steeds een kans en verscheen er geen concreet materieel object.

Informatie reduceert de toestandsgolf

Wanneer de toestandsgolf door een dubbelspleet gaat, ontstaan er in de spleten twee bronnen van synchrone golven die met elkaar interfereren en plaatsen van maximale en van minimale sterkte vertonen. Maximale sterkte betekent maximale kans om het deeltje daar aan te treffen. Vandaar het patroon van donkere en lichte banden op het scherm.

Die laatste interpretatie past goed bij het effect dat hoe meer informatie het experiment kan opleveren over het gedrag van het deeltje, de kansgolf evenredig wordt gereduceerd. Lees ook mijn bericht over decoherentie en informatie, waar ik onder andere het Koreaans experiment bespreek dat dit effect aantoonde. Reductie door informatie verklaart uitstekend wat er gebeurt bij de dubbele spleet zodra we het experiment zo hebben ingericht dat we informatie kunnen krijgen over de gekozen spleet. De kansgolf wordt dan altijd gereduceerd tot een golf die door slechts één spleet gaat waardoor de interferentie – waarvoor minimaal twee synchrone golven van dezelfde golflengte nodig zijn – niet meer mogelijk is.

Zodra er bij de spleten ‘gekeken’ wordt reduceert de toestandsgolf tot één spleet. De kans om het deeltje aan te treffen is nu in het midden achter de spleet het grootst en neemt geleidelijk af naar links en naar rechts.

De manifestatie van het deeltje op het scherm of in de detector is dan ook beter te begrijpen als een reductie van de kansgolf tot 100% op het scherm of in de detector vanwege onze informatie. Detector en scherm zijn namelijk objecten die het deeltje volgens onze ervaring niet kan passeren zodat het daar ‘eindigt’. Dat verklaart tevens dat transparante objecten zoals lenzen en halfdoorlatende spiegels de kwantumgolf niet reduceren. Onze informatie – uit ervaring weer – is namelijk dat ze transparant zijn. Deze verklaring – reductie door informatie – is aantrekkelijk door zijn logische eenvoud, is experimenteel bevestigd en heeft daarom mijn voorkeur. Wat de kwantumgolf daadwerkelijk reduceert is onbekend maar er is wel duidelijk een oorzaak-gevolg relatie.

Materie en tijd baren ruimte

Zoals ik al in andere berichten – zie Schrödingers stopwatch – aangegeven heb wordt niet alleen materie door waarneming gemanifesteerd maar ook tijd, waaruit automatisch volgt dat dat net zo geldt voor ruimte. Dat laatste volgt uit de speciale relativiteitstheorie die ruimte en tijd tot één geheel heeft gemaakt, ruimtetijd. Wat voor de ene waarnemer in rust ruimte is wordt door een andere bewegende waarnemer als tijd ervaren. Tijd vertraagt en ruimte krimpt, beide volgens dezelfde wetmatigheden. Dat is experimenteel ook aangetoond en wijst er eigenlijk al op dat tijd en ruimte door de waarneming gecreëerd worden.

Bij de zogenaamde uitgestelde keus experimenten wordt de informatie over de gekozen spleet al dan niet – geregeld door een onvoorspelbaar kwantumproces – onherroepelijk vernietigd vlak voor de toestandsgolf de detector of het scherm bereikt. Toch blijkt de toestandsgolf door één of door twee spleten gegaan te zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van die informatie. Dit is het best te begrijpen als de manier waarop de toestandsgolf het scherm bereikt pas vastgelegd wordt wanneer de waarnemer de uitslag van het experiment bekijkt. De rol van de waarnemer kan daarom niet meer genegeerd worden. Het universum reageert in zijn manifestaties op de waarnemer.

Dat tijd, ruimte en materie door de waarneming gecreëerd worden is geen recente ontdekking. Het is verrassenderwijs al terug te vinden in geschriften die dateren van voor het begin van de eeuwtelling. Een selectie van oud tot recent – met dank aan Lars Sunnanå (niet die journalist) die veel stof aan dit overzicht bijdroeg – vind je hieronder:

Bagavad Gita (ca 500-200 v.Chr.)

Beeldhouwwerk voorstellende het gesprek tussen Krishna en Arjuna. Het bevindt zich in Tirumala.

Aldus sprak Krishna tot Arjuna:

BG: 02:16 “Dat wat niet is zal nooit zijn, dat wat is zal nooit ophouden te zijn. Voor de wijzen zijn deze waarheden vanzelfsprekend”.
BG: 10:30 “Van de Daitya’s ben ik Prahlâda, van wat heerst ben ik de Tijd, van de dieren de leeuw en van de vogels ben ik Garuda.”
BG: 10:33 “Van de letters ben ik de eerste, van de samengestelde woorden ben ik het tweevoudige woord en voorzeker ben ik het eeuwige van de Tijd en de Schepper [Brahmâ] die in alle richtingen ziet.”
BG: 11:32 “De Tijd ben ik, de grote vernietiger der werelden hier bezig met de vernietiging van alle mensen, behalve jullie alleen, zullen alle soldaten die aan beide zijden staan opgesteld, hun einde vinden.”

Origen van Alexandrië (184-253)

Origen van Alexandrië was een van de belangrijkste leraren in de vroege fase van het christendom. Volgens hem is

De mens is een microkosmos met de Zon, de Maan en alle sterren binnen het bewustzijn. Er is dus een intieme relatie tussen de hele wereld en elke individuele persoon.
"Begrijp dat binnen jou kuddes vee en kuddes schapen en geiten zijn. Begrijp dat zelfs de vogels van de lucht in jou zijn. Wees niet verbaasd als we zeggen dat dit alles in jou is, begrijp dat jijzelf een wereld van jezelf bent, in miniatuur, en dat je zowel de Zon als de Maan en alle sterren in je bevat.”

Plato (427-347 v.Chr.) en Plotinus (204-270)

Plotinus (204-270)
Plato (427-347 v.Chr.)

Plotinus stelt de gedachten van Plato op schrift. Basis is het eeuwige Nu. Wat Nu is, is eeuwig. Eeuwigheid is een eigenschap van het goddelijk zijnde en volledig compleet in zichzelf. Het toekomstige en het verleden zijn geen aspecten van de eeuwigheid. Het eeu- wige Nu is niet hetzelfde als het alledaagse ‘nu’ dat verbonden is met heden en toekomst. Het bevat alle mogelijke werelden als een realiteit in zich. Plato lijkt hier een voorzet te doen voor onze moderne hypothese van multiversa.

Plotinus schreef in de 2e eeuw na Christus dat tijd gelijktijdig werd gecreëerd met de Wereldziel, en er een integraal onderdeel van is. En omdat elke menselijke ziel deel uitmaakt van de Wereldziel, is de tijd in ieder van ons. Tijd is dan niet iets dat objectief en buiten onszelf bestaat, het is subjectief en een kenmerk van het bewustzijn van de mens. Omdat de tijd door het menselijk wezen is bevat, zal ook de ruimte of de fysieke wereld dat zijn, omdat de ruimte het toneel is waar de gebeurtenissen in de tijd zich ontvouwen.

Citaat uit Plotinus, 3e Enneade, 7e verhandeling, 13e hoofdstuk:

"Is de tijd dan ook binnen ons? Ja, de tijd is in elke ziel volgens het patroon van de Wereldziel, het is in ieder van ons op dezelfde manier aanwezig. Want alle zielen maken deel uit van de Wereldziel."

Hindoeïsme en Boeddhisme

We vinden ongeveer hetzelfde inzicht in Oosterse tradities als het Hindoeïsme en het Boeddhisme. In de Indiase Samkhya filosofie zeggen ze dat de wereld bestaat uit twee basiselementen, Purusha en Prakriti. Purusha staat voor bewustzijn, en Prakriti is fysieke natuur. Volgens de Samkhya-filosofie ontstaat de wereld uit de ontmoeting van Purusha en Prakriti. In deze tradities is het gebruikelijk om zes zintuigen te tellen: Ogen, oren, neus, tong, lichaam(sensatie), en het objectieve (of externe, gewone) bewustzijn. Het objectieve bewustzijn van de mens is dus een instrument dat we gebruiken om zintuigelijke indrukken van de fysieke wereld te ontvangen. Dit lijkt nog wel erg op dualiteit, materie en bewustzijn als twee fundamentele fenomenen. Echter:

Om de schepping te laten ontvouwen moet er (een schijnbare) dualiteit zijn – zoals Tao in yin en yang splitst. Zo ook in de Indiase filosofie: Alles is eenheid, maar de ervaring van de wereld komt voort uit (de schijnbare) dualiteit van Purusha en Prakriti. De Indiase filosofie zegt dat op een hoger niveau alles één is. Ze beschouwen materie en bewustzijn dus niet als absolute en fundamentele fenomenen. David Buckland (Davidya) geeft hier in een van zijn berichten een interessante kijk op.

Sri Aurobindo (1872-1950)

De goeroe Sri Aurobindo schreef in een brief aan een vriend (uit Sri Aurobindo’s ‘Letters on yoga’):

Op een dag zul je zien dat materie van zichzelf niet materieel is. Het is geen substantie, maar een vorm van bewustzijn, Guna, een kwaliteit van zijn zoals waargenomen door ons zintuiglijk bewustzijn".

De Poimandres van Hermes Trismegistus (2e en 3e eeuw)

Hermes Trismegistus

De Poimandres – traktaat 1 – beschrijft een openbaring van de hoogste God aan een ziener, die over zichzelf in de eerste persoon spreekt, maar nergens zijn naam vermeldt. Waarschijnlijk is de Poimandres al in de eerste eeuw na Christus geschreven.

In de tekst vinden we:

Dat in jullie dat ziet en hoort is de Logos van de Heer. Maar Nous in je innerlijk, je hoogste zintuig, is God de Vader. Ze zijn niet van elkaar gescheiden, en de vereniging van beide is het leven.”

Met andere woorden: Nous is God de Vader, wat een symbolische uitdrukking is van de bron van alle schepping. Er is een vonk van de oorspronkelijke Nous ook in de mens, en dat wordt de “monade”, de “vonk van de goddelijkheid” of “het oog van de geest” genoemd. Logos is op zijn beurt de hele fysieke wereld, inclusief het menselijk lichaam met zintuiglijke organen en het bijbehorende, objectieve bewustzijn dat zintuiglijke indrukken ontvangt en interpreteert. Nous en Logos komen samen in de mens, en op die manier wordt de ervaring van de mens van de wereld gecreëerd. Het is het bewustzijn van de mens dat de wereld die we ervaren voortbrengt.

Aurelius Augustinus (354-430)

Oudste afbeelding van Augustinus
(6e eeuw), fresco in Sint-Jan van Lateranen, Rome

De kerkvader en filosoof Augustinus nam de reflecties van Plotinus rond de tijd als uitgangspunt en kwam tot dezelfde conclusie. In Augustinus’ ‘Bekentenissen, Boek 11, hoofdstuk 20, schrijft hij:

"Het is dus niet juist om te zeggen dat er drie tijden zijn: Verleden, heden en toekomst. Maar misschien is het juist om te zeggen dat het drie keer de huidige tijd is, een huidige tijd van dingen die zijn gebeurd, een huidige tijd van dingen die nu gebeuren, en een huidige tijd van dingen die in de toekomst zullen gebeuren. Want deze drie worden in de ziel gevonden, en ik vind ze nergens anders: Het huidige van dingen die zijn gebeurd zijn herinneringen, het huidige van dingen die nu gebeuren zijn directe ervaringen, en het huidige van toekomstige dingen zijn verwachtingen.”

Meister Eckhart (circa 1260 – 1328)

De christelijke mysticus, theoloog en filosoof Meister Eckhart schrijft in ‘Preken’:

"Het oog waarmee ik God zie is hetzelfde waarmee God mij ziet. Mijn oog en Gods oog zijn één oog, één gezicht, één kennis en één liefde.
Keulse stadhuistoren – Meister Eckhart – Johann I (Brabant)

Alle geschapen wezens ontvouwen hun versie van de werkelijkheid, gebaseerd op de eigenschappen die behoren tot hun bewustzijnsniveau én hun zintuigen. Of je nu een anemoon, mier, vogel, hond, mens bent, levend of overleden, engel of aartsengel, je hebt een ervaring van de wereld die past bij je eigen zintuiglijke apparaat.

Nicolaas van Cusa (Nicolaus Cusanus) (1401-1464)

Nicolaas van Cusa (Nikolaus Krebs von Kues) was een Duits theoloog, filosoof, wiskundige, astronoom, humanist en jurist.

Nicolaas van Cusa of Cusanus

Cusanus schrijft in “de Coniecturis II”, hoofdstuk 14:

"De mens is een microkosmos, of een menselijke wereld. Daarom omvat de mens in het menselijke gebied, door zijn menselijke macht, zowel God als de hele wereld.”

Hij schrijft ook:

Het kenmerk van de mens is dat hij alle dingen van zichzelf ontvouwt, binnen de omtrek van zijn eigen gebied. Zo produceert de mens alles, door de kracht van zijn eigen centrum.

Met andere woorden, ieder mens is een microkosmos die de macroscopische wereld tot bestaan denkt.

Elke menselijke geest of monade is een geïndividualiseerd fragment van Gods alomvattend bewustzijn. God (of Alles, Tao, Brahman) ervaart door ons bewustzijn hoe het is om ons te zijn, als we ervoor kiezen te zijn wie we zijn. Door onze ogen ziet het Universum zichzelf. Door onze oren kan het Universum zijn lied horen. Onze taak is het Universum bewust te maken van zichzelf.

Hieronder staat een lijst van een aantal andere uitspraken van Cusanus. Merk op dat hij dat honderd jaar voordat Copernicus het heliocentrische model van het zonnestelsel lanceerde uitsprak:

  • De aarde is rond en draait rond zijn eigen as.
  • De Aarde en de andere planeten draaien rond de Zon.
  • De planeten bewegen niet in perfecte cirkels, zoals in zijn tijd werd gedacht. (Kepler las Cusanus en kreeg hier het idee van elliptische banen).
  • De ruimte is oneindig, en de Zon is één ster onder talloze anderen.
  • Waarschijnlijk komt het leven ook elders in de ruimte voor.

In 2001 schreef paus Johannes Paulus II een tekst getiteld ‘Brief ter gelegenheid van de 600e verjaardag van de geboorte van Nicolaas van Cusa.’ De paus laat hier zien dat hij de geschriften van Cusanus diepgaand had bestudeerd. Johannes Paulus II schrijft:

"De briljante ideeën van de kardinaal hebben nieuwe richtingen in denken en studeren geopend. Hij biedt inzichten die, hoewel lang vergeten, vandaag de dag nog steeds geldig zijn en verdienen om opnieuw opgepakt te worden: Zowel in de astronomie als in de wiskunde, in de wetenschap en de geneeskunde, in de geografie en de jurisprudentie, maar vooral in de filosofie en de theologie."

Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716)

Gottfried Wilhelm Leibniz was een tijdgenoot van Newton en tegelijk met hem, maar niet samen, de bedenker van differentiaalrekening. Hij had een totaal andere opvatting dan Newton betreffende tijd en ruimte. Volgens Leibniz zijn ruimte en tijd abstracties van de relaties die fysieke lichamen met elkaar onderhouden. De meest fundamentele substantie van het universum is volgens hem de monade (zie Hermes Trismegistus). Monaden zijn eenheden die in zichzelf de uiterlijke wereld verbeelden. De bewuste inhouden van levende wezens dus. Fysieke objecten, ook hun lichamen dus, zijn fenomenen die verschijnen in de verbeelding van de monade.

Gottfried Wilhelm Leibniz

Volgens Leibniz liggen aan alle uitspraken over ruimte en tijd dingen en gebeurtenissen en hun onderlinge verhoudingen ten grondslag. De plaats van een ding is niet verbonden aan een uniek en eeuwig punt in de absolute ruimte, maar wordt gedefinieerd als de relaties of situaties met andere dingen. Beweging is niet het doorlopen van mathematische punten in een absolute ruimte, maar is het veranderen van de situatie, van de verhoudingen tot andere dingen: ze komen dichterbij of verder af te staan of in een andere richting. Plaats is een bepaalde verhouding tot co-existerende dingen. Ruimte is de verzameling van alle mogelijke plaatsen.

Met andere woorden, Leibniz wijst de absolute tijd en ruimte van Newton af. De dingen spelen zich niet af in Gods sensorium zoals Newton denkt maar in de verbeelding van de monade.

"De werkelijkheid kan alleen worden gevonden in één enkele bron, vanwege de onderlinge verbondenheid van alle dingen met elkaar."

Karl von Eckartshausen (1752 – 1803)

Karl von Eckartshausen

Von Eckartshausen was een invloedrijke Duitse auteur die bekend geworden is door zijn publicaties over natuurfilosofie en christelijke theosofie. Hij beschrijft zijn buitenlichamelijke ervaringen in ‘Aufschlüsse zur Magie‘ alsvolgt:

Massa, ruimte, tijd, afstand, verleden en toekomst zijn attributen van de fysieke wereld. .. voor de geest is er geen ruimte, geen tijd, geen tijd conditie. Het kent geen belemmeringen. Zijn macht is de wil - de geest kan onbeperkt werken door de wil. De ziel heeft dus het vermogen om naar de meest afgelegen plaatsen te reizen. Het lichaam kan niet reizen, omdat het beperkt is door tijd en ruimte.”

Immanuel Kant (1724-1804)

Immanuel kant was een Duitse filosoof van de 18e eeuw, en hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste denkers in de moderne filosofie. Kant ging vooral dieper in op cognitieve-theoretische vragen. Hij bouwt voort op Plato’s Allegorie van de Grot en legt uit dat onze indruk van de wereld wordt gecreëerd door ons eigen bewustzijn. We kunnen nooit weten waar de wereld ‘daarbuiten’ werkelijk uit bestaat, alles wat we kunnen weten is wat onze fysieke zintuigen en ons eigen bewustzijn ons vertellen.

Portret van Kant op middelbare leeftijd (ca. 1790).

Kant maakt onderscheid tussen ‘Das Ding an sich’, ‘het ding op zichzelf’, en ‘Das ding für mich’, ‘het ding zoals het aan mij verschijnt’. Volgens kant bestaat Das Ding an sich in de zogenaamde ‘noumenale wereld’, waarvan we geen directe ervaring kunnen hebben. De fysieke zintuigen en het bewustzijn van de mens structureren en geven vorm aan de impressies uit de noumenale wereld.

Op deze manier creëren wij als mensen een “bewustzijnsbeeld”, en dit is de wereld die we waarnemen. De ‘noumenale wereld’ van Kant komt overeen met het landschap buiten de grot van Plato, en Kant nam deze term uit de gelijkenis van de grot: In het Grieks noemt Plato het landschap buiten de grot ‘noettopon’, in Nederlandse vertaling is dat ‘het noumenale gebied’.

Kant zegt dat tijd en ruimte niet als onafhankelijk en objectief buiten het menselijke bewustzijn bestaan. Over ruimte ( Uit Kants ‘Inaugurele Dissertatie van 1770’ met de originele titel ‘De Mundi Sensibilis Atque Intelligenbilis Forma et Principiis’. Sectie 2, paragraaf 15 D):

"Ruimte is niet iets objectief en echt, het is noch een substantie, een gebeurtenis, noch een relatie. De ruimte is daarentegen subjectief en ideaal, en heeft zijn oorsprong in de vaste wetten in de aard van het bewustzijn. De functie van ruimte is het creëren van een uniforme coördinatie van alle externe zintuiglijke indrukken.”

Uit dezelfde dissertatie, Paragraaf 14.5, over tijd:

Tijd is niet iets objectief en echt, het is noch een substantie, een gebeurtenis, noch een relatie. Tijd is de subjectieve voorwaarde die de natuur van het menselijk bewustzijn nodig heeft om alle fysieke gebeurtenissen onderling volgens bepaalde wetmatigheden te coördineren.”

Alfred North Whitehead (1861-1947)

Alfred North Whitehead, OM FRS FBA, Engels wiskundige en filosoof.

Waarschijnlijk was Alfred North Whitehead de eerste filosoof die het belang en de implicaties van de kwantumfysica, die begin 20e eeuw opkwam, zag en erkende. Hij zag in dat de objecten in de kwantumwereld weer de tijd bevatten in tegenstelling tot de inerte dode objecten van de Newton-fysica. Elk kwantumobject kan worden voorgesteld als een georganiseerde vibratie. Een vibratie bestaat niet als een enkel singulier punt in tijd en ruimte maar heeft noodzakelijk een afmeting in tijd en ruimte. Whitehead stelde zich de wereld voor als samengesteld uit gebeurtenissen, niet uit objecten dus. Er bestaat niet zoiets als tijdloze materie. Geest en lichaam hebben niet een ruimtelijke relatie maar ze hebben een relatie in tijd. Het zijn fasen in een proces, het ene moment informeert het volgende. Subject van ervaring in het nu wordt historisch object in dat proces. Materie is altijd ‘toen’.

“The misconception which has haunted philosophic literature throughout the centuries is the notion of 'independent existence.' There is no such mode of existence; every entity is to be understood in terms of the way it is interwoven with the rest of the universe.”

Wolfgang Pauli (1900-1958)

Wolfgang Pauli schrijft in een brief aan Carl Jung dat hij dezelfde ervaringen heeft:

Wolfgang Pauli (1945)
Carl Gustav Jung circa 1935
"Na lang kritisch veel argumenten en mijn eigen persoonlijke ervaringen te hebben beoordeeld heb ik nu geaccepteerd dat er diepere, psychologische niveaus zijn, die niet kunnen worden beschreven vanuit onze gebruikelijke perceptie van tijd.

Uit de Pauli/Jung Brieven, 1932-1958.

Erwin Schrödinger (1887-1961) en het Corpus Hermeticum

Erwin Schrödinger (1933)
"Ik ben in het oosten en in het westen, ik ben boven en beneden, ik ben de hele wereld." 

Dit komt uit Erwin Schrödingers autobiografie en filosofisch testament ‘Mein Leben, Meine Weltansicht’. Schrödinger legt ook uit dat het citaat de leringen van de brahmanen herhaalt, en dat deze samenvallen met zijn eigen kijk op het leven.

Vergelijk Schrödingers tekst eens met deze tekst uit het 13e traktaat van het Corpus Hermeticum, geschreven in de eerste eeuw na Christus. :

"Ik ben in de lucht boven, in de aarde, in het water, in de lucht beneden! Ik ben in dieren en in planten! Ik ben in de baarmoeder, ik ben voor de geboorte en na de geboorte; ik ben overal!

Het doet ook nog sterk denken aan de uitspraak van Jesus uit het evangelie van Thomas, vers 77:

Ik ben het licht dat boven alles is. Ik ben alles. Van mij gaan alle dingen uit, en naar mij keren alle dingen terug. Splijt een stuk hout, ik ben er. Til een rots op en je zult me daar vinden.

David Bohm (1917-1992) en het holografisch universum

David Bohm (rechts) in gesprek met Krishnamurti

De fysicus David Bohm ontwikkelde, nadenkend over de non-lokale effecten in de kwantumfysica zoals verstrengeling, het idee van een holografische impliciete orde – de innerlijke dimensies van de schepping – waaruit materie, tijd en plaats in de beleefde wereld – de expliciete orde – zich ontvouwt. Bohm ontleende de termen ‘impliciet’ en ‘expliciet’ uit de teksten van de theoloog, kardinaal, filosoof en mysticus Nicolaus Cusanus. Bohm noemt de inspiratie door Cusanus in een interview met Maurice Wilkins op 6 maart 1987. Dit interview is te vinden op de website van het American Institute of Physics, www.aip.org, onder “Portrait of Bohm – David Bohm Session X“.). Lees ook voor meer begrip ‘The Cosmic Hologram’ van Jude Currivan.

“Het idee van een afzonderlijk organisme is duidelijk een abstractie, net als de grens ervan. Aan dit alles ligt een ongebroken heelheid ten grondslag, al heeft onze beschaving zich ontwikkeld op een manier die de scheiding in delen sterk benadrukt.”

Tot slot: De hele olifant in beeld

De hele Olifant

Tenslotte een uiterst hedendaags werk waarbij diepgaand en uiterst volledig in al deze en nog veel meer historische bronnen is gedoken en van al deze gefragmenteerde oude inzichten samen met de recente wetenschappelijke ontdekkingen een overkoepelend beeld schept. Zoals ze zelf zegt in de inleiding:

Veel lezers zullen tijdens het lezen van dit boek zich realiseren dat deze inzichten helemaal niet nieuw zijn, maar dat ze deze wetmatigheden eigenlijk al diep vanbinnen kenden, maar mogelijk niet goed onder woorden konden brengen.

Als al het bovenstaande u aansprak, lezen dus. ’De Hele Olifant in Beeld’ van Marja de Vries.